Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0462/GV, 21 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/462/GV

betreft: [klager] datum: 21 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 februari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot strafonderbreking is afgewezen, omdat klager geen bewijsstukken zou hebben geleverd. Klager had twee brieven bij zijn aanvraag gevoegd waarin hij had aangegeven dat hij bereid was om stukken toe te sturen. De Staatssecretaris heeft
klagers verzoek afgewezen zonder klager in de gelegenheid te stellen om aanvullende stukken op te sturen. Klager wenst dat de Staatssecretaris aangeeft welke stukken dienen te worden overgelegd, zodat klager deze stukken kan opsturen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot strafonderbreking is afgewezen, omdat hij geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat er problemen zijn. Ook bij het MMD van de locatie Westlinge te Heerhugowaard zijn de problemen rond klagers huisvesting niet bekend. Klager
ondergaat in het kader van de tenuitvoerlegging van een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel een maatregel van lijfsdwang en derhalve kunnen er geen vrijheden aan klager worden verleend. Klager kan slechts in aanmerking komen
voor strafonderbreking als aan de vereisten van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is voldaan. Uit dit artikel volgt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager heeft niet aangetoond dat van dergelijke bijzondere omstandigheden sprake is. Uit de stukken die klager heeft overgelegd nadat de bestreden beslissing was genomen,
blijkt dat hij strafonderbreking wil om een verblijfsvergunning voor zijn vrouw te regelen. Uit deze stukken blijkt niet dat er problemen zijn rond klagers huisvesting, hetgeen de oorspronkelijke reden was voor klagers verzoek om strafonderbreking.

De vrijheden commissie van de locatie Westlinge heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft zijn verzoek toegelicht in een motivatiebrief. Er zijn verder geen onderliggende stukken aanwezig. Klager voldoet niet aan de
voorwaarden voor een strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat in het kader van de tenuitvoerlegging van een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel een maatregel van een lijfsdwang van 540 dagen. De einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 28 december 2012.

Op grond van artikel 1, onder q van de Regeling wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Uit artikel 1 onder s en t van de Pbw komt naar voren dat de lijfdwang niet wordt aangemerkt als een
vrijheidsstraf maar als een vrijheidsbenemende maatregel. Dit strookt met artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht waarin eveneens is bepaald dat de lijfsdwang als een maatregel wordt aangemerkt. Strafonderbreking van de lijfsdwang is
derhalve niet mogelijk. Dit is overigens verklaarbaar gelet op het karakter van lijfsdwang, dat bedoeld is als pressiemiddel om aan een betalingsverplichting te voldoen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 21 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven