Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1277/GV, 25 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1277/GV

betreft: [klager] datum: 25 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt tijdens zijn detentie geen enkel rapport te hebben ontvangen. Klager is niet agressief en wil overal aan meewerken. Klager heeft een positief gesprek gehad met de Reclassering in verband met
overplaatsing naar een inrichting met meer vrijheden. Klager kan weer aan het werk bij zijn werkgever waar hij nog steeds onder contract staat. Klager had zijn verlof willen gebruiken om zijn werkgever te bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf vanwege het opzettelijk inrijden op een persoon. Uit het Reclasseringsrapport blijkt dat het gaat om een oude vete. Klagers broer is in 1996 geliquideerd en klager is ervan
overtuigd dat de persoon op wie hij ingereden is degene is geweest die destijds de opdracht tot de liquidatie heeft gegeven. De moord op klagers broer is nooit opgelost. Klager geeft aan zich bedreigd te voelen en geregeld buiten een wapen bij zich te
dragen om zichzelf te beschermen. Klager draagt ook met regelmaat een kogelvrij vest. Klager heeft ook aangegeven gehoord te hebben dat er een prijs op zijn hoofd is gezet door Joegoslaven. Klager heeft aangegeven psychisch aan zijn grens te zitten en
open te staan voor psychische hulpverlening. Ook de werkomgeving van klager is niet optimaal. Daar verkeert hij in een omgeving waarin agressie en bedreigingen regelmatig voorkomen. In die omgeving wil klager zijn verlof doorbrengen. Er kan niet
volledig ingeschat worden hoe klager zal reageren wanneer hij met verlof gaat en dit in zijn oude omgeving doorbrengt wanneer hij geconfronteerd wordt met zaken die hij nu niet aankan. Er is daarom ook geen vertrouwen in een goed verloop van verlof.
Ook
zijn veiligheid kan niet gegarandeerd worden gezien de uitlatingen die klager daaromtrent zelf heeft gedaan. Het is van belang dat er, gezien klagers recidivekans die als hoog gemiddeld wordt ingeschat, een hulptraject komt vanuit de herdiagnostiek die
is aangevraagd. Daaruit moet blijken hoe klager een goed traject aangeboden kan worden waarbij hulp geboden kan worden om klager weerbaarder te maken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en heeft dat als volgt onderbouwd. Er is een risico op ongewenste confrontatie met de slachtoffers of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf. Er
is gevaar voor klager, risico op maatschappelijk onrust en gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Klager is veroordeeld voor het doelbewust inrijden op een persoon met zijn auto.
De politie heeft geen bezwaar tegen verblijf op het verlofadres maar wil wel ingelicht worden wanneer er verlof wordt verleend.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling toe te lichten. Dit verzoek wordt, nu dit niet is onderbouwd, afgewezen. Overigens acht de beroepscommissie zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1,5 jaar wegens moord. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 3 november 2012.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Confrontatie met het slachtoffer van een delict is één van die (in de wet vastgelegde) algemene belangen. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van dat gevaar, is het – in het kader van een zorgvuldige
belangenafweging – van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Uit de stukken blijkt niet dat de kans op slachtofferconfrontatie is onderzocht.
Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat het mogelijke risico hierop niet kan worden ondervangen door het verbinden van (één of meer) bijzondere voorwaarden aan het verlof.
Het OM heeft negatief geadviseerd wegens risico op ongewenste confrontatie met de slachtoffers, risico op maatschappelijke onrust en gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Het OM heeft zijn advies niet
feitelijk onderbouwd. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is derhalve gegrond. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 25 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven