Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0744/GB, 21 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/744/GB

Betreft: [klager] datum: 21 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 januari 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 22 september 2009 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft eerder een verzoek gedaan om overplaatsing naar een b.b.i. Het verzoek is destijds afgewezen omdat klager mogelijk vervangende hechtenis zou moeten ondergaan op grond van de Wet
Terwee en het gevaar bestond dat klager zich aan detentie zou onttrekken, aangezien zijn vrouw in het buitenland woont. Klager heeft in december 2011 een betalingsregeling getroffen met het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Volgens klager kan
de “Terwee-zaak” dan ook geen beletsel meer vormen voor detentiefasering. De enkele omstandigheid dat klagers vrouw in het buitenland woont, kan volgens klager evenmin aan overplaatsing naar een b.b.i. in de weg staan. Klagers vrouw woont immers in de
Europese Unie (EU), waar het vrij verkeer van personen geldt. Om die reden valt dan ook niet in te zien waarom het feit dat klagers vrouw in een ander EU-land dan klager woont, aan klager wordt tegengeworpen. Het vluchtgevaar wordt niet
geconcretiseerd.
Bovendien kan klager geen enkele invloed uitoefenen op de keuze van de woonplaats van zijn vrouw. Klager is in de Nederlandse samenleving geworteld en hij heeft reeds contact met een bedrijf waar hij na zijn detentie in dienst wil treden. Ook zijn
vrouw
heeft geruime tijd in Nederland gewerkt en gewoond. De negatieve beslissing is volgens klager dan ook op onjuiste gronden gebaseerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De directeur van de inrichting waar klager thans verblijft heeft negatief geadviseerd ten aanzien klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. Het risico dat klager zich zal onttrekken aan detentie is nog steeds aanwezig. Hoewel ten aanzien van de
opgelegde maatregel op grond van de wet Terwee inmiddels een betalingsregeling met het CJIB is getroffen van vijftig euro per maand, staat er nog steeds ruim twee miljoen euro open. Klagers vrouw en kind wonen in het buitenland en klager heeft zich
eerder aan detentie onttrokken. Klagers einddatum is gesteld op 19 juni 2013, zodat het volgens de selectiefunctionaris, met het oog op het voorgaande, nu nog te vroeg is om klager in een b.b.i. te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit de stukken is gebleken dat klager zich eerder, in 2009, heeft onttrokken aan detentie en dat klager thans - hoewel hij een tijdens de detentie geldende betalingsregeling heeft getroffen van vijftig euro per maand - nog ruim twee miljoen
euro
moet voldoen wegens een opgelegde maatregel op grond van de wet Terwee. Bovendien heeft klager nog geen vrijheden genoten. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het risico bestaat dat klager zich zal onttrekken aan detentie en de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor overplaatsing naar een b.b.i. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven