nummer: 02/57/GA
betreft: [...] datum: 16 april 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 3 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. vanOmmeren, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 7 december 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Groot Bankenbosch en de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2002, gehouden in de gevangenis Norgerhaven, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P. Brinkman, en de heer [...], unit-directeur van de halfopen inrichtingBankenbosch.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, zo verstaat de beroepscommissie, een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen, extern ten uitvoer gelegd in het cellengebouw te Veenhuizen, in afwachting van overplaatsing omredenen dat klager zich tijdens zijn weekendverlof schuldig heeft gemaakt aan zwart rijden in de trein, zich dreigend heeft uitgelaten jegens medegedetineerden en bij een controle van klagers cel een scherp bijgeslepen mes isaangetroffen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Wat het zwart rijden betreft merk ik het volgende op. Ik kreeg van Bankenbosch fl. 45,= mee. Dat was fl. 20,= te weinig om het openbaar vervoer van te betalen. Ik heb zelf geen geld en wilde mijn ouders, die ook niet veel geldhebben, en vrienden niet om geld vragen, maar ik wilde wel graag met verlof. Ik ben zelf vóór de treinreis naar de conducteur toe gestapt. Ik moest mij legitimeren en liet mijn verlofpas zien, maar dat was niet voldoende. Ik hebtoen mijn rijbewijs laten zien, daarop staat hetzelfde adres als op de verlofpas, namelijk de plaats Westendorp waar ik verbleef tot mijn detentie. Ik heb met de conducteur afgesproken dat ik later kon betalen door middel van eentoe te zenden acceptgirokaart. Ik heb de conducteur nog gevraagd om deze naar het adres van mijn ouders te Doetinchem te sturen, dat is op een van de bonnen op de achterkant geschreven. Dat de acceptgiro’s toch naar mijn oude adreszijn gestuurd is niet mijn schuld. De acceptgiro’s zijn in een envelop in Bankenbosch gearriveerd en deze is daar geopend. Na mijn terugkeer in Bankenbosch moest ik naar de kamer van de directeur. Daar werd gezegd dat ik mij valshad gelegitimeerd. Ik begreep daar niets van, want het was niet waar. Een dag later luidden de beschuldigingen weer anders. Toen zou ik opeens een aangescherpt mes op mijn kamer hebben gehad, waarmee ik andere gedetineerden zouhebben bedreigd. Mijn kamer is helemaal ondersteboven gehaald. Ze wilden niet zeggen wat ze zochten. Mijn paspoort en het mes lagen gewoon open en bloot op mijn kamer, waarom zijn die niet meteen meegenomen? In Bankenbosch ging ikmet iedereen van de groep goed om, de sfeer was goed. Ik werkte op de groente en fruit afdeling. Het mes was eigendom van Bankenbosch maar dat mocht je gewoon op je kamer hebben. Ik heb geen mes aangeslepen en heb daar niemand meebedreigd.
U vraagt mij of het mes dat de directeur heeft opgehaald en laat zien het bewuste mes is. Dat is niet het mes dat ik op mijn kamer had.
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft pas kennis genomen van de bonnen en het feit dat deze naar zijn oude adres waren gestuurd, nadat hij in afzondering was geplaatst. De post die hierop betrekking had is eerder in Bankenbosch geopend. Dit begrijpt klagerniet. Als hij zijn post zelf had kunnen openen, had hij de rekeningen gewoon betaald. Het is onjuist dat klager zich zou hebben gelegitimeerd met een pas die hij twee jaar eerder als vermist zou hebben opgegeven. Hij is in 1999 naarhet gemeentehuis in Noorderveld geweest, omdat zijn rijbewijs was beschadigd. Hij heeft toen een nieuw rijbewijs meegekregen en heeft het oude rijbewijs achtergelaten. Van vermissing is geen sprake.
Het mesje dat op klagers kamer is aangetroffen, betrof een aardappelmesje dat tot de inventaris van de afdeling behoorde. Klager had het meegenomen om aardappelen te schillen. Dit is volgens klager een volstrekt gebruikelijke gangvan zaken. Klager heeft dit mes niet verstopt. Dat blijkt wel uit het feit dat het gewoon op de tafel lag in zijn kamer. De bedreigingen waarvan klager wordt beschuldigd zijn niet bewezen en ook niet vastgelegd. Dat de directie zichin haar beslissing vergist in de terminologie, zij heeft het over straf waar maatregel wordt bedoeld, is zeer onzorgvuldig te noemen. Klager mag hier niet de dupe van worden.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef in een halfopen inrichting, waar gedetineerden eens per vier weken met weekendverlof mogen. Ze krijgen geld mee om met het openbaar vervoer naar het opgegeven verlofadres te reizen, minus fl. 25,=. Dat weet iederegedetineerde van tevoren. Als klager zegt dat hij fl. 20,= te kort kwam, dan zal hij fl. 25,= bedoelen. Klager is in de trein aangehouden of hij heeft uit eigen beweging een conducteur aangesproken. Het legitimatiebewijs dat hijheeft gebruikt, was als vermist opgegeven. Het door klager aan de conducteur opgegeven adres, is het adres van zijn ouders en niet het verlofadres dat hij aan Bankenbosch had doorgegeven. Hij heeft op de terugreis dezelfde ‘truc’toegepast.
De bedreigingen met het mes kwamen aan het licht doordat verschillende gedetineerden dit hebben gemeld aan de penitentiair inrichtingswerkers. Men was te bang om hier formeel over te klagen. Een en ander is in een rapportweergegeven. Naar aanleiding hiervan is klagers cel onderzocht en is het mes aangetroffen. Het betreft een couvertmes dat aan de punt zeer scherp is bijgeslepen. Gedetineerden mogen een normaal couvertmes op cel hebben om te eten,maar dit mes is absoluut onaanvaardbaar. Gedetineerden zijn zelf verantwoordelijk voor de spullen die zich in hun cel bevinden. Klagers post is geopend toen hij zich in afzondering bevond, dan geldt een ander regime. Op grond van degeconstateerde feiten is klager een disciplinaire straf opgelegd en is aan de selectiefunctionaris voorgesteld om hem te herselecteren voor een gesloten setting. Klager heeft aangetoond zich niet te kunnen gedragen conform de regelsin een halfopen inrichting. Toen klager na ommekomst van de disciplinaire straf nog niet kon worden overgeplaatst, is het de bedoeling geweest om een maatregel van afzondering op te leggen in afwachting van zijn overplaatsing. Doorde collega die deze beslissing heeft genomen is de verkeerde matrix in de computer gebruikt, waardoor de terminologie niet juist is en gesproken wordt van verlenging van de straf.
Het mes is in beslag genomen en in een envelop bewaard. Op verzoek van de voorzitter heb ik het opgehaald om te laten zien.
3. De beoordeling
De beroepscommissie verstaat de beslissing van de directeur als de oplegging van een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen, extern te ondergaan in het cellengebouw. In de schriftelijkemededeling van 10 september 2001 wordt de terminologie voor een disciplinaire straf en een maatregel van afzondering door elkaar gebruikt. Gesproken wordt van oplegging van een disciplinaire straf en verlenging van klagers verblijfin het cellengebouw op die grond, terwijl bedoeld is een maatregel van afzondering op te leggen in afwachting van klagers overplaatsing.
De directeur dient niet alleen bij het nemen van beslissingen grote zorgvuldigheid te betrachten, maar ook bij het formaliseren van die beslissing in een schriftelijke mededeling aan belanghebbenden. Nu, gelet op de opmerking van deunit-directeur ter zitting, voor de schriftelijke mededelingen kennelijk gebruik wordt gemaakt van standaard matrixen, dienen deze aangepast te worden aan de terminologie van de wet.
Voornoemde onzorgvuldigheid behoeft in dit geval, nu klager begreep waar het over ging, echter niet te leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing. Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting ten aanzien van klager naarvoren is gekomen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur, materieel gezien, niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrondworden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 april 2002.
secretaris voorzitter