Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0806/GB, 21 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/806/GB

Betreft: [klager] datum: 21 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 december 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zoetermeer. Op 19 augustus 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft drie openstaande strafzaken wegens rijden onder invloed en het rijden zonder rijbewijs. Klager moest in januari 2011 al voorkomen maar er was geen transport geregeld. Op 1 november 2011
moest hij ook voorkomen en was er evenmin transport geregeld. Klagers advocaat is wel naar de zitting gegaan. De behandeling van de zaak is aangehouden. Klager zit een straf uit van dertig maanden en heeft een strafrestant van vijf maanden. Hij heeft
al
verlof gehad. Volgens klager wordt nu zijn detentiefasering in één keer afgebroken, omdat er destijds geen transport was geregeld. Hij is niet vluchtgevaarlijk. Klager heeft een gezin, dus hij heeft veel te verliezen. Klager vraag zich af of er geen
mogelijkheid bestaat om een elektronisch toezicht-traject te volgen, zodat hij zelf naar de rechtbank kan gaan. Hij heeft netjes meegewerkt aan het traject in het kader Terugdringen Recidive. Klager is ten einde raad. Zijn zoon wil niet meer bij hem op
bezoek komen in de inrichting waar hij thans verblijft. Klager heeft zijn uiterste best gedaan om in aanmerking te komen voor detentiefasering.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft drie openstaande strafzaken. In twee zaken is hij inmiddels gedagvaard. Klager stond in de periode van maart 2010 tot maart 2012 onder toezicht van de reclassering. Dit betekent volgens de selectiefunctionaris dat één van de drie delicten
waarvan klager wordt verdacht te hebben gepleegd, is gepleegd tijdens de periode dat klager onder toezicht van de reclassering stond. De reclassering geeft aan dat klager afspraken is nagekomen. De selectiefunctionaris neemt aan dat de verdenking van
het plegen van het misdrijf niet bekend is bij de reclassering. Nu, gelet op de openstaande strafzaken, niet vaststaat dat klager een strafrestant heeft van minder dan achttien maanden - hetgeen is vereist om in aanmerking te komen voor overplaatsing
naar een b.b.i. - voldoet klager niet aan de criteria voor overplaatsing naar een b.b.i. Zodra er uitsluitsel is over de openstaande zaken, kan er een nieuwe beslissing worden genomen. Ten slotte geeft de selectiefunctionaris aan dat door de directeur
aan klager in januari 2012 algemeen verlof is toegekend. Dit was geen beslissing van de selectiefunctionaris.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit de stukken is gebleken dat de einddatum van klagers detentie thans is gesteld op 2 augustus 2012. Dit betekent dat klager op dit moment een strafrestant heeft van minder dan drie maanden. Er zijn echter nog drie openstaande strafzaken. Twee
zaken betreffen het rijden onder invloed in een personenauto/motor en één zaak betreft het rijden zonder geldig rijbewijs. Ingevolge artikel 3, tweede lid en onder b, van de Regeling komen gedetineerden met een strafrestant van maximaal achttien
maanden
in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Hoewel sprake is van drie openstaande strafzaken, is naar het oordeel van de beroepscommissie, gelet op de aard en ernst van de onderliggende verkeersdelicten (zoals blijkend uit het uittreksel uit het
justitieel documentatieregister), niet aannemelijk dat bij veroordeling voor deze strafzaken de einddatum van klagers detentie zodanig ver in de toekomst komt te liggen dat dit aan overplaatsing naar een b.b.i. in de weg staat. Nu verder uit de stukken
blijkt dat het Openbaar Ministerie positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i., het door klager opgegeven verlofadres is goedgekeurd en het aan klager verleende verlof goed is verlopen, moet de op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De
selectiefunctionaris
zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven