Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1098/GB, 21 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1098/GB

Betreft: [klager] datum: 21 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 28 maart 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klaagster is sedert 12 oktober 2011 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis te Utrecht.

3. De standpunten
3.1. Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klaagsters verzoek is afgewezen, omdat ze nog deelneemt aan de COVA-training, maar andere deelneemsters mogen tijdens de COVA-training wel met verlof. Klaagsters deelname aan de COVA-training verloopt goed. Klaagsters einddatum is 22 juni 2012 en ze
heeft inmiddels meer dan een derde van haar straf uitgezeten. Indien klaagster de COVA-training afgerond moet hebben alvorens zij met verlof mag, heeft klaagster slechts een strafrestant van zes weken en kan ze daardoor maar één keer met verlof.
Klaagster gedraagt zich in de inrichting naar behoren. Ze scoorde negatief op alle urinecontroles. Klaagster heeft eenmaal een maatregel opgelegd gekregen waarbij ze twee dagen in een isoleercel moest verblijven, omdat men het vermoeden had dat ze
tijdens haar bezoek contrabande had ingeslikt. Dit was niet het geval. Klaagster is van mening dat ze een kans moet krijgen om zich te bewijzen en dat de bestreden beslissing niet op basis van haar strafblad genomen dient te worden. Klaagster wil zich
kunnen voorbereiden op haar terugkeer naar de maatschappij en tijd doorbrengen met haar zoontje.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Bij klaagster is, vanwege haar delictverleden en veroordelingen, een hoog recidiverisico geïndiceerd. De selectiefunctionaris is van mening dat klaagster eerst de COVA-training afgerond dient te hebben alvorens zij geplaatst wordt in een inrichting met
regimaire vrijheden. Het feit dat klaagster gestart is met de COVA-training betekent niet dat het recidiverisico is afgenomen of dat er helemaal geen recidiverisico meer is.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het
selectieadvies van 21 maart 2012 blijkt dat zowel het Multi Disciplinair Overleg als de Vrijheden Commissie negatief adviseren ten aanzien van klaagsters verzoek. Verder is van belang dat het Openbaar Ministerie negatief adviseert, gelet op het onder
meer uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkende recidivegevaar. Gelet op het voorgaande oordeelt de beroepscommissie het alleszins redelijk en billijk dat de selectiefunctionaris de eis heeft gesteld dat, alvorens
overplaatsing
naar een b.b.i aan de orde kan zijn, de COVA-training afgerond moet zijn. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie heeft begrepen dat de COVA-training begin mei 2012 zou zijn afgerond. Indien dat inderdaad het geval is, kan
klaagster een nieuw verzoek indienen, waarop de selectiefunctionaris dan op korte termijn, met inachtneming van de omstandigheid dat de training inmiddels afgerond is, kan beslissen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 21 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven