Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0322/GM, 22 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/322/GM

betreft: [klager] datum: 22 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 januari 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2012, gehouden in de p.i. Rotterdam, locatie Noordsingel te Rotterdam, is klager gehoord. Zijn raadsman mr. M.N.R. Nasrullah heeft schriftelijk aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingspsychiater verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen.
Van de zijde van de RSJ was als toehoorster aanwezig mr. R.S.T. van Rossem - Broos.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 november 2011, betreft de medicatie verstrekking (methadon) en het stoppen van andere medicatie en de bejegening door de psychiater.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Na terugkomst uit het Pieter Baan Centrum werd klager vrijwel meteen in de strafcel geplaatst. De Ritalin die hij al zes jaar gebruikte vanwege zijn ADHD werd niet meer verstrekt. Hij voelt zich minder goed dan
toen
hij wel Ritalin gebruikte. Wel werd hem methadon verstrekt, terwijl hij deze medicatie al vrijwel had afgebouwd en waarmee hij volledig wilde stoppen. Verder kreeg hij Dipiperon en Zyprexa omdat hij psychotisch zou zijn. Deze medicatie heeft klager
niet
eerder gehad, hij kreeg geen uitleg over gebruik en eventuele bijwerkingen. Er zijn geen gesprekken met hem gevoerd over zijn ADHD. Klager heeft bij zijn terugkomst in de p.i. Vught de inrichtingspsychiater niet gezien of gesproken. De stress die hij
had is door de psychiater wel uitgelegd als een psychose. Bij boosheidaanvallen gebruikte klager voorheen Lorazepam. Deze aanvallen hebben niets met een psychose te maken.

De inrichtingspsychiater heeft in beroep verwezen naar zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is bij binnenkomst niet gediagnosticeerd met ADHD. Om die reden is er geen indicatie voor het voorschrijven van Ritalin.
Diagnostisch kan een stemmingsstoornis of een psychotische stoornis worden overwogen, echter er is verdere observatie noodzakelijk om het beeld helder te krijgen.
Het contact met klager was verstoord zodra er over de medicatie gesproken werd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager het niet eens is met de door de inrichtingspsychiater gestelde diagnose en de daaruit voortvloeiende medicatieverstrekking. Klager stelt al zes jaar ADHD te hebben en hiervoor Ritalin voorgeschreven te hebben
gekregen. Verder heeft hij last van boosheidaanvallen waarvoor hij Lorazepam gebruikte.
De beroepscommissie beschikt niet over een toelichting van de psychiater, waaruit valt af te leiden hoe hij tot een andersluidende diagnose zou zijn gekomen, alsmede tot een ingrijpend gewijzigd medicatiebeleid. De ingebrachte reactie is daartoe niet
toereikend, terwijl de psychiater, hoewel opgeroepen, niet ter zitting aanwezig was om dit mondeling nader uit te leggen. Hiermee is klagers stelling omtrent zijn psychische situatie onvoldoende weersproken. Onder die omstandigheden moet geconcludeerd
worden dat de psychiater onvoldoende grond had om tot wijziging dan wel stopzetting van klagers medicatie te besluiten.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingspsychiater moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond
worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op
€ 25,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven