Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0926/GA, 16 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/926/GA

betreft: [klager] datum: 16 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.A. Raza, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 maart 2012 van de beklagcommissie bij de p.i. Middelburg locatie Torentijd

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft aangegeven dat de directie gelet op de informatie van de politie Rotterdam-Rijnmond en op de informatie beschikbaar binnen de inrichting het verlof mocht afwijzen. Een nadere motivering zou niet noodzakelijk zijn. Klager is van
mening dat het oordeel van de beklagcommissie erg kort door de bocht is en onvoldoende is gemotiveerd. Tijdens de beklagzitting is duidelijk geworden dat de directie op grond van mogelijk mondeling verstrekte politie informatie de verlofaanvraag heeft
afgewezen. Pas na de datum van de afwijzing van de verlofaanvraag heeft de politie informatie op papier gezet waardoor de vraag dient te worden gesteld hoe zorgvuldig men is omgegaan met de belangen van klager in het kader van een evenwichtige
belangenafweging. Klager heeft dit naar voren gebracht waarna de directie heeft volstaan met de mededeling dat de informatie reeds mondeling was verstrekt en de beslissing mede op grond daarvan was genomen. Uitsluitend op grond daarvan en een summier
advies van het Openbaar Ministerie (OM) heeft de directie geoordeeld dat er sprake was van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten, alsmede van een risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van
of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf. De beklagcommissie had de beslissing van de directie gelet op de gebrekkige onderbouwing van die beslissing, alsmede het feit dat op geen enkele wijze is gebleken van een
evenwichtige belangenafweging, moeten vernietigen. Gelet op het resocialiserend effect van detentie is er geen sprake van een concrete vrees voor herhaling. Het aankaarten van de ernst van de feiten weegt niet op tegen zijn belang om te resocialiseren
en in dat kader kan hij alvast met verlof beginnen. Klager erkent de positie van de slachtoffers maar zonder dat het OM en de directie concreet aangeven waardoor hun positie door het toekennen van algemeen verlof zou verslechteren of dat die positie
beïnvloed zou worden, is het opnemen van dit argument niet voldoende om de aanvraag af te wijzen. Uit het rapport van de politie blijkt slechts dat er slachtoffers in de buurt van het verlofadres verblijven. Het rapport bevat geen informatie welke het
afwijzen van klagers verlofaanvraag zou kunnen rechtvaardigen. Wellicht is verlof onder voorwaarden mogelijk, waarbij gedacht kan worden aan tijdstippen dat klager binnen moet zijn.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts stelt de directeur dat het negatieve advies ten aanzien van de verlofaanvraag van de politie aan de directie telefonisch is kenbaar gemaakt. Deze toelichting is later
schriftelijk vastgelegd. De directeur en het OM hebben na een ingesteld onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem en een buurtonderzoek in de wijk Lombardijen, gelet op artikel 4, onder b en g, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de
Regeling), negatief besloten op het verzoek om algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering gelet op ernst van de gepleegde feiten, de positie van de slachtoffers en de vrees voor herhaling. De politie Rotterdam-Rijnmond heeft bezwaar tegen verlofverlening. De politie heeft
een
buurtonderzoek ingesteld en een onderzoek gedaan in het bedrijfsprocessensysteem. Deze hebben contra-indicaties opgeleverd zoals genoemd in de Regeling. Er is namelijk gevaar voor slachtofferconfrontatie, enkele slachtoffers verblijven in de buurt van
het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 6,5 jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. Aansluitend dient hij eventueel een gevangenisstraf van zeven maanden te ondergaan alsmede meerdere hechtenissen van in totaal 35 dagen te ondergaan. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 november 2012.

De beroepscommissie oordeelt anders dan de beklagcommissie dat de contra-indicatie zoals gesteld in artikel 4, onder b, van de Regeling; het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten onvoldoende onderbouwd
is door de directeur en het OM. Uit het advies van de politie Rijnmond is wel gebleken dat er sprake is van een contra-indicatie voor verlofverlening zoals gesteld in artikel 4, onder g, van de Regeling; namelijk het risico van ongewenste confrontatie
met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf. De politie heeft in de buurt van het opgegeven verlofadres onderzoek gedaan en hieruit is gebleken dat hier meerdere slachtoffers verblijven. Derhalve zal
de
beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

12/926/GA

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 16 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven