Nummer: 11/4213/GB (herziening)
Betreft: [klager] datum: 16 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 november 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De beslissing van de beroepscommissie van 9 februari 2012
Bij beslissing van 9 februari 2012 heeft de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De beroepscommissie is van oordeel dat die beslissing ten onrechte is gegeven en nu de raadsvrouwe per abuis niet in de gelegenheid is
gesteld om een nadere reactie te geven op het beroepschrift en zal met vernietiging van de beslissing van 9 februari 2012 opnieuw op het beroep beslissen.
2. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave ongegrond verklaard.
3. De feiten
Klager is sedert 16 maart 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Op 14 oktober 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Grave, een normaal beveiligde
inrichting. Op 18 januari 2012 is hij overgeplaatst naar de b.b.i. Maashegge te Overloon, een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Op 13 maart 2012 is hij overgeplaatst naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Grave.
4. De standpunten
4.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers detentie, waarin hij verschillende regimaire vrijheden heeft genoten, verloopt zonder problemen. Klager heeft geen executie-indicator. De politie Brabant en klagers vriendin hebben geen bezwaren tegen zijn verlofadres. Klager heeft getekend
voor
deelname aan het programma Binnen Beginnen in het kader van het traject Terugdringen Recidive (TR). Er ontstond onduidelijkheid over een eventuele deelname aan een leefstijltraining, omdat dit volgens de inrichting in het verleden, vanwege zijn
blowgedrag, geïndiceerd is. De reclassering acht een dergelijke training niet noodzakelijk. Een leefstijltraining dient volgens de reclasseringsmedewerker delictgerelateerd te zijn en dit was bij klager niet het geval. De training is ook met name
bedoeld voor mensen met een zware verslaving. Dit wordt op het Kennisnet van Commissies van Toezicht bevestigd door de melding dat erkende leefstijltrainingen zijn bedoeld voor verslaafde gedetineerden. Klager is nooit als zodanig aangemerkt. Klager is
al geruime tijd gestopt met blowen en sinds het begin van zijn detentie op 16 maart 2011 heeft hij altijd negatief gescoord bij urinecontroles. Uit het selectieadvies blijkt ook dat er tot, de volgens de inrichting in het kader van TR geïndiceerde,
leefstijltraining tijdens klagers detentie nooit is ingespeeld op een eventuele verslaving van klager. De inrichting is nu echter van mening dat er bij klager sprake is van verslavingsproblematiek en dat hij een leefstijltraining dient te volgen.
Klager
mag de leefstijltraining niet afmaken, omdat hij tijdens de eerste training volgens de trainers op een niet passende manier zijn ongenoegen heeft geuit. Klager besefte dit en verklaarde zich bereid om alsnog de leefstijltraining te volgen. Klagers
recidiverisico is laag gemiddeld. Gelet op het vorenstaande is de terugplaatsing van klager naar een gesloten inrichting disproportioneel.
Inmiddels verblijft klager in een b.b.i. en hoeft hij niet deel te nemen aan een leefstijltraining. Klagers detentiefasering is door de verschillende opvattingen ernstig vertraagd, hetgeen schadelijk is voor zijn resocialisatie. Klager wenst te worden
overgeplaatst naar een z.b.b.i. Klager verzoekt om een tegemoetkoming voor de maanden die hij onterecht in een gesloten inrichting heeft verbleven. Ten slotte wil klager het beroep mondeling toelichten.
4.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft getekend voor deelname aan TR en later voor deelname aan de leefstijltraining. Klager wist dat de leefstijltraining een onderdeel is van TR en dat deelname in het kader van TR verplicht is. Klager bleef zich verzetten tegen deelname aan de
leefstijltraining. Uit het verslag van de trainers van de leefstijltraining blijkt dat klager de training behoorlijk heeft verstoord. Het niet willen meewerken aan TR heeft als gevolg dat detentiefasering niet mogelijk is. Inmiddels lijkt klager bereid
te zijn om te willen deelnemen aan TR. Voorgesteld wordt om klager over te plaatsen naar de b.b.i. Maashegge.
5. De beoordeling
5.1. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
5.2. De gevangenis van de p.i. Grave is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
5.3. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kon in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
5.4. Uit de stukken blijkt dat de discussie tussen partijen is ontstaan tegen de achtergrond van het verschil van inzicht tussen enerzijds de medewerkers in de inrichting van het programma TR en anderzijds de reclassering over de vraag of het voor
klager geïndiceerd was om een Leefstijltraining te volgen. Anders dan de reclassering, achtte het TR-team die deelname wel geïndiceerd, mede gelet op het gebruik van verdovende middelen door klager in het verleden. Weliswaar was dit gebruik, aldus het
TR-team, niet delictgerelateerd, maar het was wel van zodanige omvang (er wordt melding gemaakt van 20 joints per dag) dat dit een factor is die gedragsverandering in de weg staat. Klager, daarbij gesteund door de reclassering, was het hier niet mee
eens en heeft zich tijdens de eerste trainingsdag zodanig slecht gedragen, dat hij van verdere deelname aan de training werd uitgesloten. De vraag die voorligt is of dit geheel van feiten en omstandigheden vervolgens ook de terugplaatsing van klager
naar een gesloten regime rechtvaardigde. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat niet het geval. Hierbij neemt de beroepscommissie allereerst in aanmerking dat klager terstond zijn excuses heeft aangeboden en alsnog de bereidheid heeft getoond
om de training te volgen. Ten tweede wordt van belang geacht dat het aannemelijk is dat klager, gelet op hetgeen hij meermalen van de reclassering te horen had gekregen, op het verkeerde been is gezet omtrent zijn mogelijkheden om deelname aan die
training te weigeren. Ten derde betrekt de beroepscommissie het positieve selectieadvies van de inrichting en de daarin opgenomen positieve informatie over klagers gedrag en houding in de inrichting en de informatie over het zich onthouden door klager
van het gebruik van verdovende middelen. Alle concrete omstandigheden van het geval afwegende is de beroepscommissie van oordeel dat in redelijkheid volstaan had kunnen worden met een horizontale overplaatsing van klager naar een andere b.b.i. en dat
terugplaatsing naar een gesloten inrichting een te vergaande reactie is geweest op het verkeerde gedrag van klager tijdens de eerste trainingsdag. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet in stand blijven. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Nu klager is doorgeplaatst naar een b.b.i. en
inmiddels naar een z.b.b.i behoeft er geen nieuwe beslissing door de selectiefunctionaris te worden genomen. Voor het toekennen van een tegemoetkoming acht de beroepscommissie geen gronden aanwezig, nu klager in elk geval voor een deel zelf
verantwoordelijk is voor het ontstaan van de problemen rondom de deelname aan de leefstijltraining.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 16 mei 2012
secretaris voorzitter