nummer: 12/118/TB
betreft: [klager] datum: 14 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 4 januari 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Scholte, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie en [...], hoofd behandeling en casemanagement bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 28 juni 2005 heeft de Minister van Justitie beslist om klager te plaatsen in FPC De Kijvelanden.
Op
17 november 2011 is klager geplaatst in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht. Bij brief van 19 december 2011 is door FPC De Kijvelanden aan de Staatssecretaris verzocht om klager in het kader van een ruiling over te plaatsen. De Staatssecretaris
heeft op 4 januari 2012 beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek. Deze overplaatsing is op 5 januari 2012 gerealiseerd.
Het PBC heeft op 2 maart 2012 rapport uitgebracht.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing tot overplaatsing is genomen, terwijl de procedure in verband met de verlenging van klagers tbs door het Gerechtshof was aangehouden voor rapportage door het PBC. Inmiddels heeft Gerechtshof na het uitbrengen van de PBC-rapportage
uitspraak gedaan. In de uitspraak wordt aangegeven dat het van belang is dat met grote voortvarendheid het resocialisatietraject in gang zal worden gezet. Door de overplaatsing kan de uitspraak niet tenuitvoer worden gelegd. In de uitspraak is
opgemerkt
dat de overplaatsing naar een andere inrichting, terwijl FPC De Kijvelanden wist dat het Gerechtshof om rapportage door het PBC had verzocht, zonder de uitkomst van dat onderzoek af te wachten zeer ongelukkig, onbehoorlijk en in strijd met de belangen
van klager is.
FPC De Kijvelanden heeft klagers verlofmachtiging laten verlopen. In FPC Oostvaarderskliniek wordt gepland om begeleid plus verlof aan te vragen, maar die aanvraag is nog niet gedaan.
Door de overplaatsing wordt het contact met klagers partner, die in FPC De Kijvelanden verblijft, bemoeilijkt.
Bij klager is geen sprake van hyperseksualiteit. Volgens het PBC is FPC De Kijvelanden experimenteel bezig geweest. Klager heeft een heel gezonde relatie.
Door de overplaatsing is hij zijn werk kwijtgeraakt en is zijn scholing gestopt. De opleiding was bijna afgerond.
In september 2012 is de tweejaarstermijn voorbij en in oktober 2012 zal de verlengingszitting bij de rechtbank plaatsvinden. Omdat klager nog maar een paar maanden in FPC Oostvaarderskliniek verblijft, kunnen hem nog geen vrijheden worden gegeven. De
ontstane vertraging was niet nodig. Er was een heel goed resocialisatietraject voor klager uitgezet, waarin klager begeleid zou gaan wonen.
Volgens FPC Oostvaarderskliniek zou, als nu een verzoek om een verlofmachtiging zou worden ingediend, dit verzoek door de Staatssecretaris worden afgewezen.
Minder ingrijpend was geweest om klager intern over te plaatsen. Vreemd is dat nadat klager klachten bij de Inspectie had ingediend ineens is besloten om klager over te plaatsen.
Verzocht wordt om het beroep gelet op klagers geschade belangen gegrond te verklaren en aan klager in verband met de opgelopen schade een tegemoetkoming toe te kennen. Terugplaatsing naar FPC De Kijvelanden wordt niet gevraagd. Er is geen vertrouwen
dat
het daar met klager nog goed gaat komen. Het verblijf in FPC Oostvaarderskliniek verloopt op zich goed. Alleen kunnen ze daar (nog) niet de stappen nemen die nodig zijn in verband met klagers resocialisatie.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
FPC De Kijvelanden heeft om overplaatsing van klager verzocht, omdat de verhoudingen ernstig verstoord waren. Zij zagen geen mogelijkheid meer om klager te behandelen. De relatie, die klager met een medeverpleegde in FPC De Kijvelanden is aangegaan,
speelde daarbij een rol. De beslissing tot overplaatsing van klager naar FPC Oostvaarderskliniek is juist in klagers belang genomen. In FPC De Kijvelanden had klager al geen verlof meer en kon hij daar niet verder. Hij kon in FPC Oostvaarderskliniek
worden geplaatst voor een nieuwe behandelpoging.
In de tijd, dat klager in het PBC verbleef, heeft de interne verlofcommissie klagers verlofmachtiging getoetst. Overwogen is om het onderzoek van het PBC af te wachten, maar er werden door de interne verlofcommissie voor klager onvoldoende
mogelijkheden
gezien om te resocialiseren. Dit werd eind november 2011 bekend en gezocht is naar een andere tbs-inrichting en een andere kandidaat om klager mee te ruilen. Deze zijn snel gevonden. De beslissing om klager niet terug te laten keren naar de inrichting
is genomen in verband met de grote risico’s die terugkeer met zich mee zou brengen. Er hebben verschillende incidenten in FPC De Kijvelanden plaatsgevonden, zoals invoer van alcohol en softdrugs, waarbij klager het vertrouwen heeft geschonden.
Libidoremmende middelen zijn niet voorgesteld in verband met klagers relatie. Het delictgevaar was onveranderd groot. Klager ziet onvoldoende in wat de risico’s zijn voor wat betreft zijn delictgedrag. Klagers behandeling en resocialisatie zouden juist
vertraging hebben ondervonden indien FPC De Kijvelanden de overplaatsing niet had doorgezet. Erkend wordt dat het niet de meest ideale manier is om van een verpleegde afscheid te nemen. Als klager na het PBC was teruggekeerd in FPC De Kijvelanden was
dat voor niemand goed geweest. Interne overplaatsing was geen optie. Klager was al op verschillende afdelingen geplaatst. Het vertrouwen in de behandeling was volledig weg. Met die achtergrond is besloten om het onderzoek in het PBC niet af te wachten.
Het is juist dat klagers onbegeleide verloven in oktober 2011 in verband met werk weer zijn opgestart. Verlof is hem verleend tot zijn plaatsing in het PBC. Op dat moment werd het verlof verantwoord geacht. Na de evaluatie van eind november 2011 werd
verlof niet meer verantwoord geacht. Daarvoor waren er ook al twijfels. De door klager bij de Inspectie ingediende klachten hebben niet geleid tot overplaatsing van klager.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het verzoek van 19 december 2011 tot (wederzijdse) overplaatsing met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde
diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers\vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.
Het Gerechtshof Arnhem heeft in de tussenbeslissing van 4 juli 2011 met betrekking tot de verlenging van klagers tbs het onderzoek aangehouden en bepaald dat klager onderzocht zou worden in het PBC. Klager is op 17 november 2011 in het PBC geplaatst.
Op 19 december 2011 is tijdens klagers verblijf in het PBC door het FPC De Kijvelanden verzocht om klager over te plaatsen. De Staatssecretaris heeft voordat rapport was uitgebracht door het PBC op 4 januari 2012 beslist om klager over te plaatsen naar
FPC Oostvaarderskliniek. Op 2 maart 2012 is door het PBC onder meer gerapporteerd dat voortvarend toegewerkt kan worden naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
De beroepscommissie onderschrijft de beslissing van het Gerechtshof Arnhem van 22 maart 2012 en acht de beslissing van de Staatssecretaris tot overplaatsing van klager op een moment dat klager in het PBC voor onderzoek verbleef en de rapportage van het
PBC nog niet was uitgebracht niet opportuun. Voorts strookt de beslissing niet met de omstandigheid dat in het verzoek tot overplaatsing van FPC De Kijvelanden van 19 december 2011 wordt vermeld dat na een incident in september 2011 waarbij klager
alcohol heeft ingevoerd in de inrichting, klager hierover onvoldoende open is en er onvoldoende vertrouwen en samenwerking is met klager, terwijl FPC De Kijvelanden na dit incident tot het moment van klagers plaatsing in het PBC de onbegeleide verloven
weer heeft opgestart.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen rust de beslissing klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek niet op goede grond en moet deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht.
Derhalve
is het beroep gegrond. Nu terugkeer naar FPC De Kijvelanden geen optie is, volstaat de beroepscommissie met een gegrondverklaring van het beroep. Nu klager ten gevolge van de inmiddels onjuist bevonden beslissing behandelachterstand heeft opgelopen,
zal
voor dit niet meer ongedaan te maken rechtsgevolg klager een tegemoetkoming worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op € 600,= per maand vanaf de datum van de bestreden beslissing tot aan de datum van uitspraak van de beroepscommissie, in
totaal € 2.400,=.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op 600,= per maand vanaf de datum van de bestreden beslissing, 4 januari 2012, tot de datum van uitspraak van de beroepscommissie, in totaal € 2.400,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 mei 2012
secretaris voorzitter