nummer: 12/469/GA
betreft: [klager] datum: 11 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 februari 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.M. Keizer om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager in één week twee keer een urinecontrole heeft moeten ondergaan.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. In tegenstelling tot hetgeen de directeur heeft gesteld verplichten artikel 30 van de Pbw en de Regeling Urinecontrole penitentiaire
inrichtingen niet tot het uitvoeren van een urinecontrole na een bezoek zonder toezicht. De directeur heeft niet aannemelijk gemaakt waarom het afnemen van de urinecontroles van klager noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde of de
veiligheid van de inrichting. De enkele verwijzing naar het drugsontmoedigingsbeleid is daarvoor onvoldoende. Klager heeft één keer een positieve urinecontrole afgegeven, terwijl alle volgende urinecontroles schoon waren.
De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De in het verleden positieve scores van klager hebben de aanleiding gegeven voor de eerste urinecontrole. Artikel 30 van de Pbw geeft de directeur daartoe de bevoegdheid. Artikel 12 van het
drugsontmoedigingsbeleid, waarin is bepaald dat de directeur de bevoegdheid heeft tot het afnemen van een urinecontrole na een bezoek zonder toezicht, vormt de grondslag voor de tweede urinecontrole in één week.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de eerste urinecontrole heeft plaatsgevonden op 16 december 2011 en dat de tweede urinecontrole is afgenomen op 23 december 2011, nadat klager bezoek van zijn ouders heeft gehad zonder dat daarbij toezicht aanwezig
was. Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Pbw kan de directeur indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel in verband met de beslissing tot plaatsing of overplaatsing dan wel in
verband met de verlening van verlof, een gedetineerde verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Uit dit artikel vloeit voort dat de directeur ten aanzien van de vraag of
een gedetineerde een urinecontrole dient te ondergaan een individuele belangenafweging moet maken, waarbij de urinecontrole steeds dient plaats te vinden in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Uit hetgeen door de directeur in beroep is aangevoerd blijkt dat de eerste urinecontrole is ingegeven door het argument dat klager in het verleden positief heeft gescoord op een urinecontrole en dat de tweede urinecontrole is afgenomen in verband met
het in de inrichting geldende drugsontmoedigingsbeleid. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, gelet op het in de inrichting geldende drugsontmoedigingsbeleid in combinatie met het feit dat klager in het verleden een positieve
urinecontrole heeft afgegeven, een voldoende individuele belangenafweging heeft gemaakt en dat het niet onredelijk en onbillijk is dat klager in één week twee keer een urinecontrole heeft moeten ondergaan. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 11 mei 2012
secretaris voorzitter