Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1463/SJZ, 11 mei 2012, schorsing
Uitspraakdatum:11-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1463/SJZ

betreft: [klager] datum: 11 mei 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 29x, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W. Chr. de Roos, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Jeugdinrichting Het Poortje, locatie Wilster Intensieve Jeugdzorg te Groningen (hierna: Wilster).

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 29x Wjz van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde instelling van 7 mei 2012 dan wel Bureau Jeugdzorg Groningen, inhoudende overplaatsing naar
Rijksinstelling Almata Jeugdzorg Plus, locatie Ossendrecht (hierna: Ossendrecht).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 mei 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van Wilster van 10 mei 2012.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De standpunten van verzoeker en de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.
Verzoeker heeft belang bij schorsing van de overplaatsingsbeslissing. Verzoeker noch zijn moeder is ingelicht over de reden van overplaatsing naar Ossendrecht. Volstrekt onduidelijk is waarom verzoeker wordt overgeplaatst naar een instelling meer dan
300 km van Groningen. Zijn moeder woont in Hoogezand en kan uitsluitend met openbaar vervoer reizen. Zij heeft een WWB-uitkering en kan een dergelijke reis niet betalen. Haar gezondheid laat een reis van in totaal meer dan elf uur niet toe.
In de praktijk komt de beslissing tot overplaatsing neer op een contactbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 29q Wjz. Verzoeker zal in Ossendrecht geheel verstoken blijven van enig contact met zijn moeder en overige familieleden.

De directeur heeft in zijn schriftelijke inlichtingen het volgende aangevoerd.
Verzoeker verblijft op dit moment in Wilster. Wilster is verantwoordelijk voor de behandeling die hij nu ontvangt op basis van de machtiging plaatsing gesloten jeugdzorg.
Op basis van het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg, waarin behandellocaties buiten Wilster zijn aangegeven als geschikt, is beslist tot overplaatsing van verzoeker. Wilster heeft daarin geen beslissingsbevoegdheid.

2. De beoordeling
Alleen indien sprake is van een beslissing van de directeur van een jeugdzorginstelling tot het opleggen van beperkende maatregelen als bedoeld de artikelen 29h, zesde lid, tweede volzin, 29o, derde lid, 29p, tweede lid, 29q, derde lid, en 29r, derde
en
vierde lid, dan wel de toepassing van artikel 29t of een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 29v Wjz kan daartegen op grond van de artikelen 29w, 29x en 29y Wjz bij de klachtencommissie van de instelling een klacht worden ingediend en om
schorsing worden gevraagd bij de voorzitter van de beroepscommissie.
Voor zover het verzoek is gericht tegen een beslissing van Bureau Jeugdzorg kan verzoeker daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in zijn verzoek worden ontvangen.
Voor zover het verzoek ziet op de overplaatsingsbeslissing van de directeur overweegt de voorzitter het volgende.
Op grond van artikel 29o Wjz kan een jeugdige tegen zijn wil tijdelijk worden overgeplaatst naar een andere jeugdzorginstelling, voor zover dit nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan de noodzakelijke jeugdzorg of voor zover dit
nodig
is voor de veiligheid van de jeugdige of anderen of voor zover dit nodig is voor de handhaving van de huisregels. De maatregel dient wel te zijn opgenomen in het hulpverleningsplan.

De voorzitter begrijpt uit de inlichtingen van de directeur van Wilster dat de overplaatsingsbeslissing niet ziet op een tijdelijke overplaatsing als bedoeld in artikel 29o Wjz, maar op een definitieve overplaatsing waartoe de directeur niet
beslissingsbevoegd is. Nu de klachtregeling in de Wjz niet voorziet in de mogelijkheid om schorsing te vragen van een niet tijdelijk bedoelde overplaatsing naar een andere jeugdzorginstelling, kan verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzitter
evenmin worden ontvangen in het verzoek ten aanzien van de beslissing van de directeur.

De stelling van verzoeker dat hij door de overplaatsing verstoken zal zijn van contact met zijn moeder en familieleden kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet tot een ander oordeel leiden.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven