nummers: 12/921/GV en 12/1082/GV
betreft: [klager] datum: 7 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen twee op respectievelijk 8 maart 2012 en 27 maart 2012 genomen beslissingen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager alsmede zijn raadsman mr. M.A. Westendorp om de beroepen schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De Staatssecretaris heeft twee verzoeken van klager tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager zijn de beroepen als volgt toegelicht. Klager heeft verlof aangevraagd voor het weekend van 17 op 18 maart 2012 en voor het weekend van 23 op 24 maart 2012. Beide verzoeken zijn afgewezen.
De beslissingen van de selectiefunctionaris zijn onvoldoende gemotiveerd. Klager heeft een lange straf in het buitenland uitgezeten sinds 2004. Hij is in het kader van de WOTS in aanmerking gekomen voor het uitzitten van het restant van zijn straf in
Nederland. Bij die beslissing heeft onder andere meegespeeld dat klager zich goed heeft gedragen tijdens detentie in Duitsland. Ook in Nederland heeft klager zich goed gedragen. Hij werd overgeplaatst naar een open kamp en het laatste gedeelte van zijn
straf mocht hij met een enkelband afmaken in het kader van een penitentiair programma (hierna: p.p.).
De terugplaatsing van klager is bestreden door klager. Klager is straf opgelegd in verband met overtreding van de Wegenverkeerswet. Hiertegen heeft hij verzet ingesteld. De strafoplegging is niet onherroepelijk. Zodoende is de terugplaatsing niet
terecht en kan deze geen reden vormen voor afwijzing van de verlofaanvragen. Sinds zijn terugplaatsing begin december 2011 hebben zich tot op heden geen problemen voorgedaan. Klager heeft hard gewerkt in de gevangenis en verschillende diploma’s gehaald
Hij heeft een huis en een vriendin. Om zich voor te bereiden op een leven met haar na het einde van zijn straf, wil hij een weekend verlof om aan haar te wennen en tijd met haar door te brengen. Klager heeft recht en belang bij de verlening van verlof
en leidt schade nu dat verlof op onjuiste gronden is geweigerd.
De beslissingen zijn in strijd met het verbod op willekeur en wegens strijd met de zorgvuldigheid. De selectiefunctionaris heeft niet verder gekeken dan de terugplaatsing en geen andere belangen afgewogen.
Verzocht wordt om de beroepen gegrond te verklaren en aan klager ter zake een tegemoetkoming toe te kennen.
Namens de Staatssecretaris zijn de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Zoetermeer heeft een negatief advies uitgebracht ter zake van verlofverlening. Hieruit blijkt dat klager middels plaatsing vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting in een p.p. is geplaatst en dat klager vanuit het p.p.
weer
is teruggeplaatst naar het huis van bewaring (h.v.b.) locatie Noordsingel te Rotterdam vanwege meerdere incidenten en overtreding van regelgeving binnen het p.p. Hij overtrad meerdere keren de tijden dat hij op het p.p.-adres had moeten zijn.
Hij heeft als gedetineerde in een riante positie verkeerd. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is uit een p.p. geplaatst, omdat hij zich niet aan de regels heeft gehouden. Hij heeft zijn fasering geschaad. Er is geen vertrouwen in een goed
verloop van het verlof.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
De politie heeft geen bezwaar tegen het door klager opgegeven verlofadres.
3. De beoordeling
Klager is in Duitsland een gevangenisstraf opgelegd van tien jaar en zes maanden met aftrek, wegens het in bezit hebben van een grote hoeveelheid cocaïne. In het kader van een WOTS-procedure is hij op 12 maart 2007 overgeplaatst naar Nederland. Klager
is op 12 april 2012 in vrijheid gesteld.
Klager heeft tweemaal verlof aangevraagd enkele maanden na terugplaatsing vanuit de PIA Rotterdam naar het h.v.b. locatie Noordsingel. Klagers p.p. is beëindigd in verband met meerdere incidenten en overtreding van de regelgeving tijdens het p.p.
Namens
de Staatssecretaris is gesteld dat klager meerdere keren niet op de tijden, dat hij op het p.p.-adres diende te zijn, daar aanwezig was. Dit is door klager(s) raadsman in beroep niet betwist.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvragen rechtvaardigen. Derhalve kunnen de beslissingen van de Staatssecretaris, bij
afweging
van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 mei 2012
secretaris voorzitter