Nummer: 12/315/GB
Betreft: [klager] datum: 2 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw [...], op 10 april 2012 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap van de locatie Zoetermeer ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 21 juli 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem. Op of omstreeks 6 december 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zoetermeer, waar een regime van
beperkte gemeenschap geldt (de b.g.g.). Op 13 maart 2012 is klager vanuit de locatie Zoetermeer overgeplaatst naar de b.g.g. van de p.i. Vught.
2.2. Bij uitspraak van 17 februari 2012, met nummer A 2011/344, van de beklagcommissie bij de locatie Zuid van de p.i. Arnhem, is klagers beklag betreffende een aan klager opgelegde disciplinaire straf ongegrond verklaard. Klager is op 7 maart 2012
in beroep gekomen. De beroepscommissie heeft nog niet op dat beroep van klager beslist. Nu klagers raadsman heeft aangedrongen op een snelle behandeling van het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris, zal niet op de uitspraak van de
beroepscommissie inzake het hiervoor genoemde beklag worden gewacht.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is in beroep gegaan tegen de uitspraak van de beklagcommissie van februari 2012, waarbij zijn beklag tegen de opgelegde disciplinaire straf ongegrond is verklaard.
De door de selectiefunctionaris genoemde incidenten in Arnhem-Zuid worden door hem niet verder onderbouwd. Klager zou, aldus de selectiefunctionaris, niet meer te handhaven zijn in de eerdere inrichting en daarom zou hij moeten worden overgeplaatst.
Klager is inderdaad op enig moment in Arnhem overgebracht naar een andere verblijfsruimte, waarbij door het personeel geweld is gebruikt. Klager heeft toen een klap gekregen en daarom heeft hij schreeuwend gereageerd. Daarvoor is genoemde
disciplinaire
straf opgelegd. Klager is van mening dat hij in Arnhem geen eerlijke kans heeft gekregen. Hij was daar voor het personeel kennelijk iemand met een bepaalde reputatie. Men heeft toen kennelijk voor de makkelijkste weg gekozen en hem voorgedragen voor
overplaatsing. Klager verbleef eerder in Zoetermeer in een normaal regime. Hij is vervolgens op eigen verzoek overgeplaatst naar Arnhem-Zuid. Daar is een incident geweest dat heeft geleid tot diens overplaatsing naar de b.g.g. van de locatie
Zoetermeer.
Inmiddels zijn alle in de b.g.g. in Zoetermeer verblijvende gedetineerden overgeplaatst naar Vught. Zoetermeer moest namelijk sluiten. Klager is van mening dat er bij hem geen sprake was van enige beheersproblematiek. Klager deed het binnen de
inrichting, blijkens de rapportage, juist erg goed. Klager heeft daar met goed gevolg een zogenaamde Alfa-cursus gevolgd. In de rapportage komen de meest positieve geluiden vanuit Arnhem. In die rapportages worden veel negatieve dingen omtrent klager
omschreven; een en ander wordt echter niet echt onderbouwd. Klager verblijft inmiddels al langere tijd in een b.g.g.-regime. Hij is van mening dat hij daarvoor geen aanleiding heeft gegeven. Hij heeft juist laten zien dat hij in een reguliere setting
goed kan functioneren. Klager moet nog ongeveer twee jaar in detentie doorbrengen en zou dit graag willen doen in een inrichting met een normaal regime. Klager wil, als de beroepscommissie het beroep gegrond zou verklaren, graag een financiële
tegemoetkoming voor de tijd dat hij ten onrechte in een b.g.g.-regime heeft verbleven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op eigen verzoek vanuit de b.g.g. van de locatie Zoetermeer overgeplaatst naar de locatie Zuid. Omdat klager eerder in Arnhem voor de nodige beheersproblematiek had gezorgd, is in de selectiebeslissing vermeld dat hij nog éénmaal een kans zou
krijgen om terug te keren naar Arnhem. Op 16 september 2011 is hij naar Arnhem overgeplaatst en al vrij snel is er sprake van stevige beheersproblematiek. Hij heeft grote invloed op zijn medegedetineerden, welke invloed zich kenmerkt door onrust op de
afdeling. Er doen zich incidenten voor waarbij structureel klagers naam wordt genoemd. Klager zou betrokken zijn bij gokevenementen en drugsleverancier zijn. Daarnaast uit klager dreigementen naar zowel medegedetineerden als het personeel. Meerdere
mensen hebben aangegeven bang te zijn voor zijn invloed en voelen zich niet veilig op de afdeling. Hierdoor nemen de spanning en onrust op klagers verblijfsafdeling steeds meer toe en wordt het voor het personeel steeds moeilijker om de veiligheid te
waarborgen. Om te voorkomen dat een en ander zal escaleren, werd besloten aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op te leggen. Onderweg naar de afzonderingscel heeft klager zware bedreigingen geuit naar meerdere personeelsleden en
een
personeelslid beschuldigd van mishandeling. Ook in de afzonderingscel heeft klager stevige bedreigingen geuit naar het personeel. Daarop is de afzonderingsmaatregel omgezet in een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel. Daarbij is tevens,
omdat klager aangaf zichzelf iets aan te willen aandoen, cameratoezicht toegepast. Hierdoor was een langer verblijf in de locatie Zuid niet meer aan de orde. Gezien klagers functioneren en de ernst van de bedreigingen is klager opnieuw geplaatst in de
b.g.g. van de locatie Zoetermeer.
4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels niet meer in de locatie Zoetermeer verblijft en op 13 maart 2012 is overgeplaatst naar de b.g.g. van de p.i. Vught, zal de beroepscommissie klager ontvankelijk verklaren in zijn beroep, nu dat beroep is gericht tegen
klagers plaatsing in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.
4.2. De gevangenis van de locatie Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.3. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.4. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de verstrekte gegevens omtrent klagers gedrag en diens betrokkenheid bij bedreigingen jegens medegedetineerden en personeel in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Dat geldt temeer
nu
het voor klager duidelijk had moeten zijn dat hij bij zijn plaatsing in de locatie Arnhem-Zuid een kans kreeg om te bewijzen dat hij op correcte wijze kon functioneren in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Die kans heeft klager,
met
name gelet op de inrichtingsrapportage, onvoldoende aangegrepen. Derhalve is de beslissing klager opnieuw te plaatsen in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, op 2 mei 2012
secretaris voorzitter