Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0156/GB, 1 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/156/GB

Betreft: [klager] datum: 1 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Farber, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de locatie het Veer te Amsterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 14 juni 2011 gedetineerd. Hij verbleef op de extra zorgafdeling van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Op 23 december 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van het PPC
van de locatie het Veer, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet bekend met de inhoud van de rapportage van de gedragsdeskundige waar in de bestreden beslissing naar wordt verwezen. Klager stelt dat er geen medische grond is voor plaatsing in een PPC. De beslissing op bezwaar dient door een
selectiefunctionaris te worden genomen die niet betrokken is geweest bij de primaire besluitvorming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Lelystad was niet in staat om aan klager de benodigde zorg te bieden. De selectiefunctionaris neemt een beslissing op basis van de door de directeur verstrekte gegevens met betrekking tot plaatsing en overplaatsing. Het is niet
aan de selectiefunctionaris om deze gegevens aan derden te verstrekken. Indien gewenst kan klager of zijn wettelijke vertegenwoordiger deze informatie opvragen bij de directeur van de inrichting waar klager verblijft.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van het PPC van de locatie Het Veer is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de
toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel 14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4. Nog afgezien van de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat de verdediging de beschikking heeft gekregen over de gevraagde en relevante stukken betreffende onder meer de rapportage van de gedragsdeskundige, moet de op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat uit de overgelegde stukken
onvoldoende kan worden afgeleid dat ten aanzien van klager forensische zorg is geïndiceerd. Daartoe is de informatie in zowel het selectieadvies als de indicatiestelling te summier en geeft onvoldoende inzicht in de gronden en overwegingen die geleid
hebben tot plaatsing van klager in een PPC. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 1 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven