Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2810/GA, 27 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2810/GA

betreft: [klager] datum: 27 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

gericht tegen een uitspraak van 8 augustus 2011 van de beklagcommissie bij de voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J.H. Mühlstaff, en namens de directie van de p.i. Lelystad, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Als toehoorder is aanwezig [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een onheuse en onzorgvuldige bejegening door een medewerkster van het bureau selectie en detentiebegeleiding (b.s.d.);
b. het ten gevolge van het verstrekken van onjuiste informatie door het b.s.d. vanuit een verkeerd regime beoordelen van een verzoek om strafonderbreking.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 3500,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De aanvraag voor strafonderbreking van klager is in eerste instantie niet goed behandeld. Klager had strafonderbreking gevraagd in verband met privé-, zakelijke en gezondheidsredenen. Dit verzoek is in het Multi disciplinair overleg besproken en met
een
negatief advies vanuit de inrichting naar de selectiefunctionaris gestuurd. Hierbij is ten onrechte het format voor een verzoek om overplaatsing gebruikt. De selectiefunctionaris gaf dit terug aan de inrichting met het verzoek om het verzoek om
overplaatsing in te trekken en er een verzoek om strafonderbreking van te maken. Deze gang van zaken is niet van negatieve invloed geweest op de uiteindelijke beslissing. Er waren inmiddels voldoende gegevens voorhanden om het verzoek af te wijzen.
Klager had beroep ingesteld bij de RSJ tegen de negatieve beslissing op zijn verzoek om strafonderbreking. Dit beroep werd ongegrond verklaard omdat er vanuit werd gegaan dat klager lijfsdwang onderging en strafonderbreking van lijfsdwang niet mogelijk
is. Die uitspraak is later hersteld.
Er is een aantal zaken bij de behandeling van klagers verzoek om strafonderbreking niet goed gelopen, maar die vergissingen zijn niet van invloed geweest op de uiteindelijke beslissing op het verzoek. Klager heeft aangegeven dat bij zijn verzoek is
uitgegaan van een verkeerde titel. Uitgegaan is van lijfsdwang, terwijl hij een vervangende hechtenis onderging. Er is door de inrichting navraag gedaan bij de verantwoordelijke instantie, in dit geval het CJIB, en die heeft een stuk opgestuurd. De
inrichting heeft de titel overgenomen zoals zij die toegestuurd heeft gekregen. Meer kan de inrichting niet doen. De inrichting kan de titel van de detentie niet zomaar wijzigen, ook niet omdat de gedetineerde dat zegt. Dit gebeurt alleen naar
aanleiding van informatie van de verantwoordelijke instantie. De directeur is van mening dat het verzoek om strafonderbreking op de juiste gronden is afgewezen.
Klager maakt de medewerkster van het b.s.d. verwijten voor wat betreft zijn bejegening door haar. De directeur twijfelt niet aan de integriteit van de medewerkster. Zij is onder andere vertrouwenspersoon en dat wordt je niet zomaar.
Het beroepschrift is in eerste instantie ondertekend door een medewerkster van het secretariaat omdat de directeur haar had gevraagd het beroepschrift op te sturen. Dit is later hersteld. Daarbij heeft de directeur om een termijn van twee weken
gevraagd
voor het indienen van de gronden voor het beroep, omdat werd gewacht op de uitspraak van de beklagcommissie.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep is te laat ingediend. De directeur heeft de uitspraak van de beklagcommissie al op 25 augustus 2011 ontvangen. Per faxbericht van 31 augustus 2011 wordt een beroepschrift ingediend door een daartoe niet gemandateerde medewerkerster. Daarna
reageert de directeur pas op 14 september 2011 naar aanleiding van een bericht van de RSJ van 8 september 2011 en nog steeds niet met gronden. Als een vormverzuim al mag worden hersteld, dan moet dat snel gebeuren. De conclusie moet zijn dat de
directeur niet-ontvankelijk is in het beroep.
Inhoudelijk wordt het volgende aangevoerd. In de stukken wordt melding gemaakt van twee versies van het advies van de inrichting, maar eigenlijk zijn dat er drie. De veronderstelling is niet juist dat de onjuiste titel geen invloed heeft gehad op de
beslissing op het verzoek om strafonderbreking. Klager zat op de titel van vervangende hechtenis en niet op basis van gijzeling. Het vonnis van klager dateert van voor de inwerkingtreding van de Wet aanpassing ontnemingswetgeving per 1 september 2003.
De raadsman verwijst naar een arrest van de Hoge Raad waarin is bepaald hoe de wetswijziging moet worden toegepast. De inrichting had niet blind moeten varen op de documentatie van het CJIB. In strijd met artikel 5 en 6 van het EVRM is doorgegaan met
de
onrechtmatige executie. De bewering dat de inrichting veel heeft gedaan klopt niet. Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat hij in een verkeerd regime zat en de inrichting had dat moeten uitzoeken.
De inrichting had navraag bij het Openbaar Ministerie moeten doen, dat heeft de raadsman ook gedaan. Het regime in geval van een vervangende hechtenis is lichter dan bij gijzeling. Dan is verlof en dergelijke van toepassing. Als de selectiefunctionaris
de juiste informatie had gehad, dan had er een andere beslissing kunnen zijn genomen.
Het gaat ook om klagers bejegening door de medewerkster van het b.s.d. dit medewerkster heeft zijn verzoek gewoon niet willen behandelen. Die medewerkster is niet integer, klager is namelijk bekend met dossiers met meerdere klachten over haar. Klager
wordt verweten dat er stukken niet op tijd zouden zijn aangeleverd, terwijl de inrichting te laat is met het advies van de medisch adviseur. Vermeld wordt dat het advies van de officier van justitie negatief is, terwijl dit advies pas op 1 mei 2011
binnen is. Verder is sprake van drie versies van een advies, waarin niet handig is geknipt en geplakt en waarin teksten staan bijgeschreven.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur heeft de uitspraak van de beklagcommissie ontvangen op 25 augustus 2011. Op 31 augustus 2011 is per fax een pro forma beroepschrift ingediend dat is ondertekend door een medewerker management ondersteuning. Bij faxbericht van 14 september
2011 is dit vormverzuim door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur hersteld. Daar een zorgvuldige bestudering van alle feiten en omstandigheden noodzakelijk is, vraagt de directie om een termijn van twee weken om inhoudelijk te reageren op het
ingediende beroepschrift. Dit verzoek is vanuit de RSJ ingewilligd. Nu bij brief van 26 september 2011 binnen die termijn de gronden voor het beroep zijn ontvangen, is de door de raadman van klager bepleite niet-ontvankelijk verklaring van de directeur
niet aan de orde.

Ten aanzien van het beklag onder a.
De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een beslissing van de directeur waar op grond van artikel 60 van de Pbw beklag tegen openstaat. De uitspraak van de beklagcommissie dient derhalve in zoverre te worden vernietigd en
klager dient in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag te worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder b.
Aannemelijk is geworden dat bij de behandeling van klagers verzoek om strafonderbreking van onjuiste gegevens omtrent klagers titel in detentie is uitgegaan. Bovendien is onvoldoende zorgvuldigheid betracht, nu in ieder geval sprake is van twee
verschillende versies van het inrichtingsadvies. Het beroep van de directeur zal in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd. De beroepscommissie ziet wel aanleiding om de door de
beklagcommissie toegekende tegemoetkoming te matigen. De beroepscommissie stelt voorop dat de tegemoetkoming is bedoeld voor door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er
aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Bij de bepaling van de tegemoetkoming is uitgegaan van een urenspecificatie
van de raadsman, maar onduidelijk is welke werkzaamheden direct samenhang hebben met de onderhavige beklagzaak. Gelet hierop zal de beroepscommissie de tegemoetkoming bepalen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van het beklag onder b. en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij vernietigt de uitspraak ten aanzien van de bepaling van de tegemoetkoming en stelt deze vast op €
50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven