Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4473/GM, 26 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4473/GM

betreft: [klager] datum: 26 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Stroobach, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 december 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 maart 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, is namens klager gehoord [...], juridisch medewerker bij Stroobach.Ketting.Dijkers.Advocaten.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 september 2011, betreft het niet onderkennen van klagers trombosebeen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is aangevoerd dat klager zich op 21 september 2011 heeft gewend tot de medische dienst met klachten aan zijn onderbeen. Hij heeft eerder een trombosebeen gehad en meende de klachten te herkennen als trombose. De verpleegkundige gaf ook
aan
trombose te vermoeden en verwees klager naar de huisarts. Deze heeft klager summier onderzocht en concludeerde dat het waarschijnlijk om een cellulitisinfectie ging. De arts heeft antibiotica voorgeschreven. Een dag later is klager wederom naar de
medische dienst gegaan, aangezien zijn been nog harder aanvoelde en roder was geworden. Drie dagen later is klager met spoed naar het ziekenhuis vervoerd met ademhalingsproblemen. Aldaar is een diepe veneuze trombose en een longembolie vastgesteld. De
huisarts had dit eerder moeten onderkennen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Bij het onderzoek aan klagers been constateerde de arts enkele oppervlakkige wondjes en een rode warme scheenbeenregio. Op basis van deze bevindingen veronderstelde de arts dat sprake was van een infectie (cellilitis) en is derhalve gestart met
antibiotica.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager, toen hij bij de arts kwam, aangaf bekend te zijn met een trombosebeen. Ook de verpleegkundige gaf aan een trombose te vermoeden. Het betrof daarbij
hetzelfde been waar klager eerder trombose heeft gehad. Onder die omstandigheden had de arts een trombose niet op voorhand mogen uitsluiten. Dat er in zijn beleving sprake was van een infectie aan het been sluit de aanwezigheid van een trombose niet
uit.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven