Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0152/GB, 2 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/152/GB

Betreft: [klager] datum: 2 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.L. Kranendonk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsman, mr. C.L. Kranendonk, is op 10 april 2012 door een lid van de Raad gehoord. Klager, voor wie vervoer naar de plaats van horen was geregeld, heeft geen gebruik gemaakt van die gelegenheid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis met een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting van de locatie Westlinge te Heerhugowaard, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 november 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge. Op of omstreeks 21 december 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis met een normaal beveiligingsniveau als bedoeld
in
artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.1. Klager heeft beklag ingesteld tegen de aan hem ter zake van een positieve score van een urinecontrole opgelegde disciplinaire straf. Ten tijde van de behandeling van dit beroep heeft de beklagcommissie nog geen beslissing genomen op dat beklag.
Klager heeft desgevraagd aangegeven met de behandeling van dit beroep niet te willen wachten op de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft tegen de hem naar aanleiding van de urinecontrole opgelegde disciplinaire straf beklag gedaan. De beklagcommissie heeft nog niet op dat beklag beslist. Klager stelt zich op het standpunt dat de urinecontrole niet correct kan zijn verlopen.
Hij scoorde hoog op het gebruik van cocaïne; de aangetroffen waarde was ongeveer tien keer hoger dan de maximaal toegestane waarde. Klager is van mening dat die aangetroffen waarde veroorzaakt is door zijn cocaïnegebruik voor zijn detentie. Klager
heeft
vervolgens een herhalingsonderzoek aangevraagd. Hij heeft niet meer om een bevestigingsonderzoek verzocht. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris te snel heeft besloten tot klagers overplaatsing. De selectiefunctionaris heeft geen rekening
gehouden met de overige omstandigheden als door klager zijn aangevoerd. Zo kan het medicijngebruik van klager mogelijk de waarde veroorzaakt hebben. Ook is er bij klager geen zogenaamde nulmeting uitgevoerd. Klager kreeg slechts af te toe een
urinecontrole en dit was zijn eerste uitslag. Klager verwijst nog naar een uitspraak van de beroepscommissie van 3 april 2012 met kenmerk 11/4364/GB, waarin wordt overwogen dat de selectiefunctionaris bij een beslissing als de onderhavige ook naar het
gedrag van de gedetineerde in de inrichting moet kijken. In dit geval heeft de selectiefunctionaris enkel gekeken naar de uitslag van de urinecontrole. De beslissing om hem vervolgens terug te plaatsen is volgens klager te kort door de bocht. Klager
kwam overigens op 10 november 2011 in de inrichting en de urinecontrole is op 5 december 2011 afgenomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij binnenkomst in de inrichting op 10 november 2011 is hem een urinecontrole afgenomen en daarbij scoorde hij 1.73 op ethanol, 3500 op cocaïne en 800 op benzodiazepinen. Op 5 december 2011 is hij na terugkeer van verlof aan een nieuwe urinecontrole
onderworpen en daarbij scoorde hij positief op cocaïne met een waarde van 407. Bij het herhalingsonderzoek was de cocaïnewaarde 387. Omdat cocaïnesporen vrij snel uit het lichaam verdwijnen, kan de op 5 december 2011 aangetroffen waarde niet een gevolg
zijn van het eerdere gebruik buiten detentie.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Westlinge is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Als onweersproken kan worden vastgesteld dat klager bij gelegenheid van een urinecontrole op 5 december 2011 positief scoorde op het gebruik van cocaïne. Dat gebruik werd bevestigd door de uitslag van het herhalingsonderzoek. Klager heeft niet
om een bevestigingsonderzoek verzocht. Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht als verklaring voor de hoogte van de aangetroffen cocaïnesporen wordt bij gebreke van feitelijke onderbouwing onvoldoende aannemelijk geacht. Anders dan de
sporen van softdrugsgebruik (THC) verlaten reststoffen van cocaïnegebruik het lichaam zodanig snel, dat de aangetroffen waarde zonder bijgebruik niet zonder meer kan worden verklaard. De door en namens klager gegeven verklaring wordt – bij gebreke aan
een nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk geacht. Gelet op dat bij klager aangetoonde drugsgebruik kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Mocht de beklagcommissie te zijner tijd toch tot een voor klager gunstige beslissing komen, dan kan de selectiefunctionaris daarmee rekening houden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven