Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4388/TA, 4 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4388/TA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door jhr. mr. E.A.C. Sandberg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman jhr. mr. E.A.C. Sandberg om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de opname in de inrichting op 10 februari 2011 en de plaatsing in een separeercel van 11 tot 15 februari 2011 op grond van artikel 34 Bvt.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt
- zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager is op grond van een inbewaringstelling, een titel krachtens de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), in de inrichting geplaatst. De inrichting is een tbs-inrichting, maar is tevens aangewezen als een Bopz-inrichting.
Daarom is op hem de rechtspositie krachtens de Wet Bopz van toepassing.
De klacht is derhalve in strijd met de wet aangemerkt als een beklag op grond van de Bvt. De beroepscommissie wordt verzocht de klacht alsnog ontvankelijk te verklaren en door te verwijzen naar de klachtencommissie op grond van de Wet Bopz.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor wat betreft de interne rechtspositie van klager is de Bvt leidend. Volgens de Memorie van toelichting bij de Bvt is gekozen voor een systeem waarin de regeling van de rechtspositie wordt bepaald door de status van de inrichting waarin men
verblijft. De rechtbank Utrecht concludeerde op 11 augustus 1999 anders, maar de rechtbank Arnhem heeft op 27 december 2006 geoordeeld dat de interne rechtspositie van de Bvt tevens van toepassing is op in een tbs-instelling opgenomen personen.
Uitspraak 08/1697/TA van de beroepscommissie van 30 januari 2009 moet als ‘dwaling’ worden gezien, nu die uitspraak is gebaseerd op de verouderde uitspraak van rechtbank Utrecht van 1999.
Klager heeft in de onderhavige kwestie in 2011 tevens een verzoek tot schadevergoeding bij de rechtbank Zutphen ingediend. Deze rechtbank oordeelt op 21 juli 2011 dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat een betrokkene als gevolg
van een plaatsing op grond van een Bopz-machtiging in een inrichting die tevens als een forensisch psychiatrische kliniek, onder het regiem van de Bvt valt en niet onder de bescherming van de Wet Bopz. Deze uitspraak moet ook als ‘dwaling’ worden
gezien, omdat de bedoeling van de wetgever onjuist is uitgelegd.

3. De beoordeling
Vast staat dat klagers raadsman bij een aan de inrichting gerichte brief van 5 april 2011 een klacht heeft ingediend tegen de separatie en de inrichting aansprakelijk heeft gesteld voor schade die klager als gevolg van de separatie heeft ondervonden.
De
inrichting heeft deze brief op 19 april 2011 ter verdere behandeling doorgezonden naar de beklagcommissie bij de inrichting.
De beklagcommissie heeft overwogen geen klachtencommissie als bedoeld in de Wet Bopz te zijn, maar dat de mogelijke toepasselijkheid van de Wet Bopz echter onverlet laat dat klager als verpleegde in de zin van artikel 1 sub j Bvt wat betreft de interne
rechtspositie ook onder de Bvt valt. De beklagcommissie acht zich daarom bevoegd van de klacht binnen de kaders van de Bvt kennis te nemen en verklaart klager daarin niet-ontvankelijk omdat hij de klacht buiten de wettelijke beklagtermijn heeft
ingediend.

Klager is uitsluitend op grond van een Bopz-titel in de inrichting geplaatst. Oldenkotte is aangewezen als een tbs-inrichting, maar tevens door de minister van VWS per 1 april 2009 aangemerkt als een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in de Wet Bopz
bij ‘Regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis Bopz’ (Staatscourant nr. 10427 van 14 juli 2009). Volgens de Memorie van toelichting bij de Bvt is de status van de inrichting leidend voor de interne rechtspositie van de betrokken persoon.
Klager valt niet onder de categorieën verpleegden als vermeld in artikel 4 Bvt op wie de Bvt van toepassing is.

De beroepscommissie overweegt dat, zoals ook in uitspraak 08/1697/TA is overwogen, een met een Bopz-machtiging opgenomen patiënt moet kunnen afgaan op de bepalingen van de Wet Bopz om te weten hoe zijn interne rechtspositie is geregeld. In de Wet Bopz
noch in de Bvt is immers aangegeven dat de Wet Bopz niet en de Bvt wel van toepassing zou zijn op een louter krachtens een inbewaringstelling geplaatste patiënt in een inrichting die is aangewezen als tbs-inrichting en tevens is aangemerkt als een
psychiatrisch ziekenhuis (zie ook de uitspraak van de rechtbank Utrecht d.d. 11 augustus 1999, nr. 86457/HA ZA 98-1203, kBJ/BOPZ-Jurisprudentie 1999 nr. 66 én de ten aanzien van klager gedane uitspraak van de rechtbank Zutphen op 21 juli 2011, LJN
BR4854).

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en de beklagcommissie alsnog onbevoegd verklaren om kennis te nemen van klagers klacht.

Doorverwijzing naar de klachtencommissie als bedoeld in de Wet Bopz is feitelijk niet mogelijk, nu de inrichting - ondanks de bestemming als tbs-inrichting én algemeen psychiatrisch ziekenhuis - alleen beschikt over een beklagcommissie als bedoeld in
de
Bvt en niet tevens over een klachtencommissie als bedoeld in de Wet Bopz.
De beroepscommissie hecht er aan op te merken dat tbs-inrichtingen, die tevens als algemeen psychiatrisch ziekenhuis zijn aangemerkt, toegerust moeten zijn om de rechtspositie van in hun inrichting opgenomen personen, te kunnen waarborgen en derhalve
ook over een klachtencommissie als bedoeld in de Wet Bopz dienen te beschikken.

In klagers geval is uiteindelijk geen sprake van een schending van zijn rechtspositie, nu zijn raadsman de klacht ook aanhangig heeft gemaakt bij de rechtbank Zutphen en deze rechtbank de klacht bij bovengenoemde uitspraak van 21 juli 2011 gedeeltelijk
gegrond heeft verklaard en een schadevergoeding heeft toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beklagcommissie niet bevoegd.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven