Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0658/SGA, 28 februari 2012, schorsing
Uitspraakdatum:28-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/658/SGA
Betreft: [klager] datum: 28 februari 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond, en van mr. J.A.W. Knoester, namens verzoeker.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel
voor de duur van vijf dagen, ingaande op 26 februari 2012 om 11.00 uur en eindigende op 2 maart 2012 om 11.00 uur, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 27 februari 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 28 februari 2012. De secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft nog niet gereageerd
op het verzoek om inlichtingen. De voorzitter gaat er van uit dat het klaagschrift, dat mr. Knoester als bijlage bij zijn schorsingsverzoek had gevoegd en dat kennelijk op 27 februari 2012 naar de beklagcommissie is gezonden, inmiddels als klacht is
ingeboekt.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.
De directeur heeft zijn standpunt omtrent het schorsingsverzoek van verzoeker schriftelijk kenbaar gemaakt.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de stukken blijkt dat de bestreden disciplinaire straf aan verzoeker is opgelegd wegens (betrokkenheid bij) een handgemeen met medegedetineerde H. op 26 februari 2012. Naar aanleiding van dit incident is kennelijk geen afzonderlijk verslag
opgemaakt. Wel is er verslag opgemaakt van de omstandigheid dat verzoeker, die razend was dat hij voor zijn betrokkenheid bij een vechtpartij veroordeeld was tot 5 dagen strafcel, op weg naar de strafcel en ook later in de strafcel betreffende
medegedetineerde en de directeur uitschold en bedreigde. Dat verzoeker verslag is aangezegd in verband met betrokkenheid bij een handgemeen met medegedetineerde H. is uit de stukken niet gebleken. Nu de wet dat aanzeggen dwingend voorschrijft als
voorwaarde voor een strafoplegging is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de beslissing tot oplegging van de onderhavige disciplinaire straf daarom genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Dat maakt dat de tenuitvoerlegging van die
beslissing alleen al om die reden voor schorsing in aanmerking komt.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst met onmiddellijke ingang - tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist - de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 26 februari 2012.

Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 28 februari 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven