Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0796/SGA, 8 maart 2012, schorsing
Uitspraakdatum:08-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/796/SGA

Betreft: [klager] datum: 8 maart 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie d.d. 6 maart 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, voor de duur van drie dagen, ingaande op 6 maart 2012 om 10.00 uur en eindigende op 9 maart 2012 om 10.00 uur, wegens het niet opvolgen van een opdracht van een personeelslid.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 8 maart 2012. De secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen.

1. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen. Nu uit het verzoek kan worden opgemaakt dat verzoeker op 6 maart 2012 een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie van de
locatie Roermond
acht de voorzitter aannemelijk dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend en kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het
oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit het door de directeur meegezonden verslag omtrent het voorval op 6 maart 2012 wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker de opdracht van het
personeelslid om aan het werk te gaan nadat de werkzaal was opgestart niet heeft opgevolgd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan dit de oplegging van genoemde disciplinaire straf rechtvaardigen.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 8 maart 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven