Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4054/JA, 18 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4054/JA

betreft: [klager] datum: 18 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], vader van [klager], mede
namens

[klager], geboren op [1992], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2011 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2012, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klagers vader en [...] directeur van de j.j.i. Het Keerpunt, bijgestaan door mr. N.J.A.P.B. Niessen.
Klager heeft schriftelijk bericht dat hij niet ter zitting aanwezig zal zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De uitspraak van de beklagcommissie
De beklagcommissie heeft het beklagrecht van klagers vader geblokkeerd en de klacht niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klagers vader heeft zijn standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep is mede namens zijn zoon [...] ingediend. Klagers vader heeft de uitspraak op zaterdag 5 november 2011 ontvangen. Gelet op de Algemene termijnenwet is het beroep tijdig ingediend.
Het door de raadsvrouw genoemde briefje van [klager] van 28 november 2011 is onder druk van een personeelslid van de j.j.i. het Keerpunt geschreven en is door de j.j.i. niet verzonden. De inrichting heeft onjuist gehandeld door aan de raadsvrouw van de
directeur een kopie van dit briefje te verstrekken.
[Klager] heeft op 6 februari 2012 zijn beroep ingetrokken en op 23 februari 2012 heeft hij de beroepscommissie verzocht om de intrekking van zijn beroep als niet gedaan te beschouwen.
Klagers vader acht zich capabel om zijn belangen en de belangen van zijn zoon te behartigen.
Het gaat nu goed met [klager]. Hij woont weer bij zijn vader en hij gaat binnenkort een stage volgen.

Door en namens de directeur is in beroep de volgende toelichting gegeven.
[Klager] heeft op 28 november 2011 op een handgeschreven briefje aan de beroepscommissie kenbaar gemaakt dat hij het ‘hoger beroep waarvoor ik mijn vader had gemachtigd wil intrekken’. Het is duidelijk dat klagers vader niet gemachtigd is namens zijn
zoon op te treden.
Ook het beroep dat klagers vader namens zichzelf instelt is niet-ontvankelijk. Op grond van artikel 74, eerste lid, Bjj moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het afschrift van de uitspraak worden
ingediend. Het voorlopige beroepschrift is gedateerd 14 november 2011 en hij schrijft daarin dat hij op 5 november 2011 de schriftelijke uitspraak heeft ontvangen. Derhalve had het beroepschrift uiterlijk op 12 november 2011 moeten worden ingediend.
In het beroepschrift van 14 november 2011 kondigt klagers vader aan de gronden van het beroep zo spoedig mogelijk te zullen uitwerken. Die uitwerking, hetgeen artikel 74, eerste lid, Bjj dwingend voorschrijft, heeft tot heden nog niet plaatsgevonden.
De
redelijke termijn voor indiening daarvan is reeds lang verstreken.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het door of namens klager ingediende beroep wordt het volgende overwogen.
[klager] heeft op 28 november 2011 en herhaald op 6 februari 2012 zijn beroep ingetrokken en op 23 februari 2012 heeft hij de beroepscommissie verzocht om de intrekking van zijn beroep als niet gedaan te beschouwen.
De beroepscommissie is van oordeel dat een eenmaal ingetrokken beroep niet nogmaals in behandeling kan worden genomen.

Ten aanzien van het door klagers vader ingediende beroep wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, Bjj moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak worden ingediend. De Algemene termijnenwet stelt dat ‘slechts’ een in de wet
gestelde
termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Daarvan is in dit geval geen sprake.
De uitspraak waarvan beroep is op 4 november 2011 aan partijen toegezonden. Klagers vader heeft verklaard dat hij de uitspraak op 5 november 2011 heeft ontvangen. Het beroepschrift dateert van 14 november 2011 en is op het secretariaat van de Raad
ontvangen op 15 november 2011. Gezien het voorgaande had het beroepschrift op 12 november 2011 moeten worden ingediend.
Klagers vader heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klagers vader niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, drs. T.A.M. Louwe en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 18 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven