nummer: 11/4455/TA
betreft: [klager] datum: 17 april 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 november 2011 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.P. Holthuis om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet doorgaan van onbegeleid verlof in de periode van 7 september 2011 tot 1 oktober 2011.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager dient in zijn beklag te worden ontvangen, omdat zijn verlof zonder goede reden is stopgezet en zijn behandeling daardoor stagneert. Blijkens de verlofverslagen had klager op de vorige afdeling toestemming voor het aanmaken van een profiel en is
hij in het gebruik daarvan open en transparant geweest.
Klagers recht op een voortvarende behandeling en resocialisatie wordt door het stopzetten van zijn verlof geschonden. Daarnaast dient een dergelijke beslissing als beklagwaardig te worden aangemerkt, omdat inrichtingen anders te pas en te onpas
verloven
kunnen intrekken. Verder wordt gewezen op de enorme toename in de gemiddelde behandelduur van tbs-gestelden, waarmee het belang van een zo voortvarend mogelijk verloftaject alleen maar is toegenomen.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klagers onbegeleide verlof zonder overnachtingen is niet ingetrokken of opgeschort geweest. Dit verlof heeft slechts enkele keren geen doorgang gevonden, omdat klager zich niet heeft gehouden aan de tussen het behandelteam en klager gemaakte afspraak
dat hij zich laat controleren voor wat betreft het internetgebruik. In de ten aanzien van klager afgegeven verlofmachtiging is deze afspraak als verlofvoorwaarde opgenomen. Klager heeft gezien de verlofverslagen niet direct, maar pas achteraf verteld
dat hij reacties van vrouwen kreeg op zijn profiel. Gezien het indexdelict is het van groot belang dat klager de gemaakte afspraken strikt naleeft.
3. De beoordeling
Krachtens artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt kan alleen worden geklaagd over intrekking van verlof dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, op grond van individuele omstandigheden van de
betreffende verpleegde als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt.
Op grond van de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat geen sprake is van intrekking van verlof, maar van het een aantal keren niet doorgaan van verlof omdat klager zich volgens de inrichting niet aan een in het kader van verlofverlening
gemaakte
afspraak heeft gehouden.
Volgens vaste jurisprudentie bestaat er geen recht op verlof en is het telkens aan het hoofd van de inrichting om te bepalen of het verantwoord is of een verpleegde, voor wie een machtiging voor verlofverlening is afgegeven, op een bepaald moment
daadwerkelijk verlof wordt verleend, waarbij telkens wordt bezien of de betreffende verpleegde aan de voorwaarden voor verlofverlening voldoet.
Geen beklag staat open tegen het niet door laten gaan van op zichzelf door het ministerie toegestaan onbegeleid verlof vanuit de inschatting van het hoofd van de inrichting dat dit op de verpleegde betreffende gronden niet verantwoord wordt geacht.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 april 2012
secretaris voorzitter