Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4443/GA, 16 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4443/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager € 3,= huur moet betalen voor de televisie, terwijl hij over een eigen televisie beschikt en het feit dat de kwaliteit van het televisiesignaal te wensen overlaat.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter concludeert dat klager klaagt over een regeling waartegen geen beklag mogelijk is, tenzij de regeling in strijd is met een hogere wet of
regeling. Dit is het geval. Het is een keuze om het ‘Fonds TV’ aan te bieden als een ondeelbaar samengesteld pakket. Het fonds is niet ondeelbaar. Er is sprake van koppelverkoop, aangezien klager wordt verplicht huur te betalen voor een televisie,
terwijl hij alleen gebruik wil maken van het televisiesignaal. Koppelverkoop is op grond van artikel 24 van de Mededingingswet verboden. Bovendien valt het televisiesignaal regelmatig weg. Klager is bereid een vergoeding te betalen, maar dan moet het
aangeboden product wel goed werken.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De klacht van klager is niet gericht tegen een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Dit blijkt onder andere uit een uitspraak van de beroepscommissie van 27 oktober 2008 (08/2134/GA). Voor wat
betreft de klacht over de kwaliteit van het signaal merkt de directeur op dat uit een onderzoek van het bedrijf AROB is gebleken dat de kwaliteit van het signaal niet alleen binnen de inrichting niet optimaal is, maar ook in de omgeving van de
inrichting. De directeur kan derhalve geen verwijt worden gemaakt. Bovendien is geen sprake van een beklagwaardige beslissing.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat het beklag niet is gericht tegen een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw en heeft verwezen naar een beslissing van de
beroepscommissie van 27 oktober 2008 (08/2134/GA). De beroepscommissie stelt voorop dat tegen een algemeen in de inrichting geldende regel geen beklag open staat, tenzij deze regel in strijd is met een hogere regeling. In beroep heeft klager aangevoerd
dat de regel betreffende het moeten betalen van € 3,= huur voor een televisie ook al is de gedetineerde zelf in het bezit van een televisie, in strijd is met artikel 24 van de Mededingingswet. Artikel 24, eerste lid, van de Mededingingswet luidt als
volgt: ‘Het is ondernemingen verboden misbruik te maken van een economische machtspositie’. De beroepscommissie is van oordeel dat (artikel 24 van) de Mededingingswet niet van toepassing is, nu penitentiaire inrichtingen niet zijn aan te merken als
ondernemingen in de zin van die wet. De beroepscommissie overweegt dat de regel waarover klager klaagt niet in strijd is met een hogere regeling, meer in het bijzonder niet met artikel 24 van de Mededingingswet en dat de beklagrechter klager op juiste
gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.A.M. de Wit en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 16 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven