Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4377/GA, 11 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4377/GA

betreft: [klager] datum: 11 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J. Huisman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 maart 2012, gehouden in locatie Ooyerhoek Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Huisman, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen, in verband met onderzoek naar een incident met een medegedetineerde;
b. de verlenging van de hiervoor onder a vermelde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ter bescherming van klager en in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting. De
verlenging is ten uitvoer gelegd in een afzonderingscel in de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
In beroep zijn de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing afzondering alsmede de verlenging daarvan aan de orde. In de inrichting had zich een incident voorgedaan waarbij een medegedetineerde van klager ernstig was mishandeld. Klager heeft zich
vervolgens over die medegedetineerde ontfermd en alarm geslagen bij het personeel. Naar aanleiding van dat incident heeft er een politieonderzoek plaatsgevonden en klager is door de politie nimmer aangemerkt als verdachte. De plaatsing in afzondering
geschiedde omdat de directeur van mening was dat klagers veiligheid op de afdeling niet kon worden gewaarborgd. De directeur heeft onvoldoende concreet gemaakt wat tot die mening heeft geleid. Als klager zou zijn bedreigd door andere gedetineerden, dan
hadden die dreigende medegedetineerden overgeplaatst moeten worden naar een andere afdeling of inrichting. Klager had op zich niets met het incident van doen. Klager is na het incident bedreigd door de dader, die zei dat klager zijn mond moest houden
omdat hij er anders ook aan zou gaan. Klager heeft ondanks die bedreiging de bewaarders gewaarschuwd. Indien er sprake zou zijn van meerdere gedetineerden die klager zouden bedreigen, hetgeen overigens aan klager niet bekend was, zouden die geruchten
mogelijk aanleiding kunnen zijn voor overplaatsing van bedreigers.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De celgenoot van klager is ernstig mishandeld, waarbij deze onder andere een hersenbloeding heeft opgelopen. Het politieonderzoek naar dit voorval is nog niet afgerond. Klager heeft verklaard niet te hebben gezien wie zijn celgenoot heeft mishandeld.
Naar aanleiding van het voorval is klager in eerste instantie in afzondering geplaatst, evenals twee medegedetineerden, voor het doen van onderzoek naar de toedracht van het incident. Toen bleek dat de medische toestand van klagers celgenoot veel
ernstiger was dan aanvankelijk werd gedacht, is het onderzoek overgedragen aan de politie. Binnen de inrichting bestond inmiddels veel boosheid onder de gedetineerden. Er werden toen veel insinuaties gedaan omtrent de mogelijke dader(s), waarbij ook de
naam van klager werd genoemd. Daarbij werden ook bedreigingen in de richting van klager gedaan. Dat heeft geleid tot de verlenging van de ordemaatregel. Daarnaast is aan de selectiefunctionaris verzocht om klager over te plaatsen naar een andere
inrichting. Klager en een medegedetineerde zijn naar aanleiding van dit voorval door de directeur gehoord. De door hen afgelegde verklaringen waren tegenstrijdig. De directeur heeft niet kunnen vaststellen wie van beiden het slachtoffer daadwerkelijk
heeft geslagen. Slachtoffer heeft eerder laten weten angst te hebben voor een aantal medegedetineerden. Om die reden wilde hij ook niet dat er veel geld overgemaakt zou worden op zijn rekening-courant. Voor de directeur is – nu het politieonderzoek nog
niet is afgerond – nog steeds niet duidelijk of klager als verdachte of getuige wordt aangemerkt door de politie. De eerste afzonderingbeslissing is ten uitvoer gelegd in afzonderingscel van Norgerhaven. Bij gelegenheid van de verlenging is hij
overgebracht naar de locatie Groot Bankenbosch, waar hij in een iets meer ingerichte cel, onder andere met televisie, heeft verbleven. Die locatie is onderdeel van de penitentiaire inrichting Veenhuizen. De directeur stelt daarom dat het een interne
plaatsing betrof waarbij de selectiefunctionaris geen beslissing heeft hoeven nemen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
Onweersproken is komen vast te staan dat zich in de locatie Norgerhaven een incident heeft voorgedaan, waarbij klagers celgenoot (ernstig) gewond is geraakt. Die omstandigheid rechtvaardigt de oplegging van een ordemaatregel voor het doen van onderzoek
naar het voorval. Gelet daarop was de beslissing van de directeur om klager vijf dagen in afzondering te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal in zoverre – met bevestiging van de
uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van dit onderdeel – ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag.
Hiervoor onder a vermelde ordemaatregel is op 23 augustus 2011 verlengd en de tenuitvoerlegging daarvan heeft plaatsgevonden in een afzonderingscel van de locatie Groot Bankenbosch.

De locaties Groot Bankenbosch en Norgerhaven waren ten tijde van de verlenging van de tenuitvoerlegging van voormelde ordemaatregel ieder, blijkens de toen geldende bestemmingsaanwijzing, als afzonderlijke inrichtingen aangewezen. Met overplaatsing
tussen afzonderlijke inrichtingen is op grond van artikel 15,derde lid, van de Pbw, bij uitsluiting bevoegd de selectiefunctionaris. De directeur heeft die bevoegdheid niet. Gelet daarop is de beslissing om klager – zoals door de directeur is
aangevoerd
– intern over te plaatsen naar de locatie Groot Bankenbosch, onbevoegd genomen en had het beklag daartegen – op formele gronden – gegrond moeten worden verklaard. Voor zover de directeur zou hebben bedoeld om de tenuitvoerlegging van de (verlenging van
de) ordemaatregel in een andere inrichting te laten ondergaan, had de directeur zich voorafgaand aan die tenuitvoerlegging moeten verstaan met de selectiefunctionaris, die daarmee had moeten instemmen. Niet is aannemelijk geworden dat de directeur
zich,
anders dan in verband met het indienen van een voorstel tot overplaatsing naar een andere inrichting, met de selectiefunctionaris heeft verstaan op een wijze als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Pbw, terwijl overigens ook niet is gebleken van
een mededeling van die beslissing als bedoeld in artikel 58 van de Pbw. Ook om die reden had het beklag gegrond moeten worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming, nu de gevolgen van de bestreden beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Bij de bepaling van de hoogte van die tegemoetkoming
weegt de beroepscommissie mee dat de noodzaak voor de voortduring van de ordemaatregel, zulks in afwachting van klagers overplaatsing naar een andere inrichting en ter bescherming van klagers veiligheid, op zich aannemelijk wordt geacht. Om die reden
zal de beroepscommissie een lager bedrag toewijzen dan in het geval de hiervoor genoemde noodzaak niet aannemelijk zou worden geacht. Zij zal de hoogte van de tegemoetkoming daarom vaststellen op € 47,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 47,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven