nummer: 11/4333/GA, 11/4527/GA, 11/4528/GA, 11/4529/GA en 11/4530/GA
betreft: [klager] datum: 11 april 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen vijf uitspraken van 11 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 maart 2012, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Hoogeveen is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet na vier dagen uitbetalen van wachtgeld (11/4333/GA);
b. het niet aan de medegedetineerden verstrekken van de huisregels in hun landstaal (11/4527/GA);
c. het niet verstrekt krijgen van méér dan één postzegel per week en het slechts 10 minuten per week mogen bellen (11/4528/GA);
d. het niet plaatsen van klager op een afdeling met een regime van algehele gemeenschap, terwijl hij daarvoor wel geselecteerd is (11/4529/GA);
e. het onder valse voorwendsels verkrijgen van een handtekening van klager (11/4530/GA).
De beklagrechter heeft klager ten aanzien van alle klachten niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a (11/4333/GA):
klager stelt zich op het standpunt dat volgens de wettelijke regels je na vier dagen al wachtgeld moet ontvangen. In de inrichting krijg je pas na veertien dagen wachtgeld uitgekeerd. Klager is daarom van mening dat hij nog acht dagen wachtgeld tegoed
heeft. De inrichting heeft eerder alle gedetineerden € 60,= uitgekeerd om het te weinig uitbetaalde wachtgeld te compenseren. Er wordt echter nog steeds pas na veertien dagen wachtgeld uitgekeerd. Dat staat in de huisregels. Volgens klager is dat in
strijd met het bepaalde in de Pbw.
Ten aanzien van onderdeel b (11/4527/GA):
Op de afdeling waar klager verblijft zitten veel zogenaamde ‘boeteklanten’. Klager merkt dat veel medegedetineerden in afzondering geplaatst worden of disciplinair worden gestraft omdat ze de huisregels niet kennen. Klager heeft zelf wel kennis van de
huisregels. Hij vindt dat de inrichting verplicht moet worden de huisregels in alle talen beschikbaar te stellen.
Ten aanzien van onderdeel c (11/4528/GA):
Klager heeft te weinig inkomen, onder meer omdat hij enkel wachtgeld krijgt. Hij krijgt van de inrichting wekelijks slechts één postzegel en géén mogelijkheden om op kosten van de inrichting te bellen. Volgens de Pbw moet de directeur klager postzegels
en een gratis belmogelijkheid bieden. Klager wordt door deze weigering van de directeur ernstig belemmerd in zijn contacten met de buitenwereld.
Ten aanzien van onderdeel d (11/4529/GA):
Klager is van afdeling 7 overgeplaatst naar afdeling 5. Eerder kon hij gebruik maken van de gemeenschappelijke keuken en was er een douchegelegenheid. Dat is er nu niet meer. Klager vindt dat hij recht heeft op een plaatsing op een afdeling met een
regime van algehele gemeenschap. Klager begrijpt overigens niet dat de verschillende afdelingen van de p.i. Hoogeveen verschillende regimes kennen.
Ten aanzien van onderdeel e (11/4530/GA):
Klager verklaart dat hij dit onderdeel van het beroep wenst in te trekken.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en c naar voren is gebracht, kan
- voor zover een en ander is komen vast te staan - niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard met bevestiging van deze uitspraken van de beklagrechter.
Ten aanzien van onderdeel d van het beklag geldt dat (interne) overplaatsingen tussen twee afdelingen van eenzelfde inrichting beslissingen zijn van de directeur, tegen welke beslissingen beklag en beroep openstaan. Om die reden kan deze uitspraak van
de beklagrechter niet in stand blijven en dient klager alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. Omstandigheden die de beslissing van de directeur om klager over te plaatsen van afdeling 7 naar afdeling 5 onredelijk of onbillijk zouden
maken zijn, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet aannemelijk geworden. Nu die overplaatsing voorts niet in strijd wordt geacht met de wet, beide afdelingen deel uitmaken van dezelfde inrichting en op beide een regime heerst van
algehele gemeenschap, moet het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel e van het beklag verstaat de beroepscommissie dat klager dit onderdeel van zijn beroep heeft ingetrokken.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en c van het beklag ongegrond en bevestigt deze uitspraken van de beklagrechter.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter welke ziet op onderdeel d van het beklag, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dat beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Zij verstaat dat het beroep tegen de uitspraak die ziet op onderdeel e van het beklag is ingetrokken.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 april 2012
secretaris voorzitter