Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0093/GB, 4 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/93/GB

Betreft: [klager] datum: 4 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F. Hoogervorst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot klagers overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem en niet naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).

2. De feiten
Klager is sedert 20 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein. Op 29 december 2011 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft in de p.i. Nieuwegein een verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. ingediend. Door het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) is aan klager medegedeeld dat zijn verzoek zal worden afgewezen omdat klager niet geschikt is voor
plaatsing in een meerpersoonscel (hetgeen een contra-indicatie is voor het verkrijgen van vrijheden), het Openbaar Ministerie (OM) bezwaar heeft gemaakt en omdat klager een maatregel opgelegd heeft gekregen wegens de invoer van contrabande. De
selectiefunctionaris heeft aan klager medegedeeld dat zijn verzoek zou zijn afgewezen omdat klager niet beschikt over een geldig identiteitsbewijs en een aanvaardbaar verlofadres. Beide gronden zijn onjuist en dit is ook later door de
selectiefunctionaris bevestigd. Als gevolg van bovengenoemde mededelingen werd in de p.i. Nieuwegein aan klager medegedeeld dat het volgen van een COVA-training een dwingende voorwaarde is alvorens hij meer vrijheden zou verkrijgen. Klager zou de
COVA-training in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem kunnen volgen. Klager is op basis van onjuiste weigeringsgronden en onjuiste informatie (noodgedwongen) akkoord gegaan met een overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel is geen contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i. of een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Het OM heeft bezwaar gemaakt tegen plaatsing in een z.b.b.i. omdat zij klagers
strafrestant te hoog vindt. Het OM heeft geen bezwaar gemaakt tegen plaatsing van klager in een b.b.i. Klager is gesanctioneerd voor de invoer van contrabande. Vanuit het traject Terugdringen Recidive is een hoog risico vastgesteld en een COVA-training
geïndiceerd. Klager kon in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem aan een COVA-training beginnen. Naar aanleiding daarvan is klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. gewijzigd in een verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de
locatie Zuid te Arnhem. Klager is op eigen verzoek overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem. Om die reden is in de bestreden beslissing niet vermeld dat beroep ingesteld kan worden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De kern van de zaak betreft de volgens klager onterechte en op onjuiste gronden gebaseerde afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de door de selectiefunctionaris verstrekte
informatie
alsmede op grond van de inhoud van het selectieadvies van de p.i. Nieuwegein blijkt, dat klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. terecht is afgewezen door de selectiefunctionaris. Klagers gedrag in de p.i. Nieuwegein, het gegeven dat de
reclassering het recidiverisico als ‘hoog’ inschat en het gegeven dat klager met het oog op het terugdringen van dat risico in elk geval eerst nog een COVA-training dient te volgen, zijn terecht aangemerkt als contra-indicaties voor plaatsing in een
b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 4 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven