Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0114/GB, 4 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/114/GB

Betreft: [klager] datum: 4 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 mei 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem. Op 13 januari 2012 is hij overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Haaglanden te Den Haag.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht
De stelling, dat er onvoldoende vertrouwen bestaat voor een goed verloop van een verblijf in een b.b.i., is onvoldoende onderbouwd. Het valt klager niet te verwijten dat hij pas in januari 2012, na acht maanden te hebben gewacht, is gestart met de
COVA+training aangezien er te weinig mensen waren om met de training te starten. De COVA+ training duurt tot 9 mei 2012. Dit is tevens klagers einddatum. Doordat klager bezig is met de COVA+ training kan hij niet worden overgeplaatst naar een b.b.i. De
selectiefunctionaris stelt dat er gevaar bestaat voor recidive, maar klager stelt zich positief op ten aanzien van het programma Terugdringen Recidive (TR). Tevens vraagt klager om begeleiding en omscholing, dus stelt hij zich ook op dit punt positief
op. Klager kan tijdens zijn verlof bij zijn moeder verblijven, dus is klagers band met zijn moeder goed geweest. Tevens wordt klagers drugsgebruik niet als problematisch gezien. Gelet op het ontbreken van veroordelingen vóór klagers veroordeling met
betrekking tot zijn huidige detentie en hetgeen is aangegeven ten aanzien van het drugsgebruik, is het niet aannemelijk dat klager tijdens zijn verlof een nieuw strafbaar feit zal plegen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager beschikt niet over een aanvaardbaar verlofadres. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert negatief. Klagers recidiverisico wordt hoog ingeschat. Klager neemt deel aan het programma TR, maar is nog niet begonnen met de voorgestelde interventies.
Hierdoor is er nog geen sprake van vermindering van het recidiverisico. Ook gebruikt klager drugs. Klager had op 5 oktober 2011 een positieve urinecontrole.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat het OM negatief heeft geadviseerd in verband met het gevaar voor recidive, het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres en het ernstige vermoeden dat het verlof zal leiden tot drugsgebruik of een poging tot invoer van contrabande. Ook de
Reclassering schat de kans op recidive hoog in. Ten slotte blijkt uit het selectieadvies van de locatie Zuid te Arnhem dat klager op 16 augustus 2011 is gesanctioneerd voor het gebruik van softdrugs en op 5 oktober 2011 is gesanctioneerd voor het
hebben
van een positieve urinecontrole. Beide sancties vormen een contra-indicatie, als bedoeld in de rechtsoverweging onder 4.2., voor overplaatsing naar een b.b.i.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 4 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven