Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4513/GB, 4 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/4513/GB

Betreft: [klager] datum: 4 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie De Kruisberg Doetinchem afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 december 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het Gerechtshof Amsterdam is zodanig druk bezet dat klagers openstaande strafzaak niet binnen veertien maanden, zijnde de einddatum van klager, zal worden afgedaan. Er zijn in deze zaak twaalf medeverdachten en er moeten nog vele getuigen worden
gehoord, waaronder een aantal getuigen in het buitenland. Na de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam zal klager of het Openbaar Ministerie (OM) hoogstwaarschijnlijk in cassatie gaan. Ook de Hoge Raad is druk bezet, waardoor niet valt te verwachten
dat deze strafzaak binnen 24 maanden volledig zal zijn afgedaan.

Daarnaast stelt het OM dat er een grote kans is dat klager zich aan detentie zal onttrekken. Klager heeft geen enkel stuk gezien van het OM waaruit dat blijkt. De rechtbank Haarlem heeft klager als niet vluchtgevaarlijk beschouwd, terwijl de rechtbank
Haarlem op de hoogte was van het feit dat er verlofregelingen plaatsvonden. Er wordt op geen enkele wijze onderbouwd waarom klager vluchtgevaarlijk zou zijn.

Tevens gaat de openstaande strafzaak over feiten van meer dan vijf jaar geleden, hetgeen bij de wet niet valt onder enig recidivegevaar dan wel vluchtgevaar. Klager woonde en was ingeschreven in Marokko. Hij is tijdens zijn verblijf in Marokko niet op
de hoogte gesteld van het feit dat het OM hem in Nederland in detentie wilde plaatsen. Nadat klager zich heeft gemeld en in Nederland is gaan wonen heeft het nog enige tijd geduurd voor hij werd aangehouden. Klager is destijds bij verstek veroordeeld,
dus was hij niet op de hoogte van de openstaande straf.

Uit het selectieadvies blijkt dat klagers familie in Nieuwegein woont. Tevens wordt in het advies opgemerkt dat het Gerechtshof Arnhem geen bezwaar heeft tegen plaatsing van klager in een b.b.i. Klager wil zijn beroep tevens ter zitting toelichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het is geen feit dat klagers openstaande strafzaak binnen veertien maanden, zijnde de einddatum van klager, zal worden behandeld. De rechtbank Haarlem heeft geoordeeld dat er bij klager geen vluchtgevaar aanwezig is, gezien het feit dat klager thans
uit
andere hoofde is gedetineerd. In deze samenhang kan er niet gesteld worden dat er bij klager geen sprake is van enig vluchtgevaar. Klager heeft een eigen huis in Marokko en is van plan daar na zijn detentie met zijn gezin te gaan wonen. Klagers gezin
woont (tijdelijk) in Nieuwegein. In de selectiebeslissing is ten onrechte vermeld dat klagers gezin op dit moment in Marokko woonachtig is. Het OM heeft een eenmalig advies gegeven omtrent de detentiefasering van klager. Het OM is van mening dat klager
vluchtgevaarlijk is en dat klager zich aan een verdere tenuitvoerlegging zal onttrekken. Klager heeft zich geruime tijd onttrokken aan detentie. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende vertrouwen in het plaatsen van klager in een inrichting met meer
vrijheden.

4. De beoordeling
4.1 Namens klager is verzocht het beroep ter zitting toe te lichten. Nu niet gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de
beroepscommissie het verzoek af.

4.2 Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3 In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4 Klager heeft zich in 2004 onttrokken aan detentie. Pas op 11 december 2011 is klager, na een ingesteld opsporingsonderzoek door het Team Executie Strafvonnissen (TES), in Nederland aangehouden. De vrees van het TES en de selectiefunctionaris,
dat klager zich tijdens een te verlenen verlof aan zijn detentie zal onttrekken, is daarom gerechtvaardigd. Derhalve is de beroepscommissie van mening dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2
genoemde
gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 4 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven