Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4065/GA, 3 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4065/GA

betreft: [klager] datum: 3 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2012, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E. C. Gijselaar, en namens de directeur van de locatie Zuid te Arnhem, [...], juridisch
medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het voor de vijfde keer positief scoren op het gebruik van cannabinoiden, het zich
onbeschoft gedragen naar het personeel, het uiten van beschuldigingen jegens directie en personeel en het voortdurend vertonen van negatief gedrag. Tevens betreft het beklag het feit dat de urinecontrole niet overeenkomstig de eisen van de Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling) zou zijn verricht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Er is wel sprake van een ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw door of
namens de directeur genomen beslissing. Bovendien is voldoende duidelijk waarover wordt geklaagd. De urinecontrole is niet overeenkomstig de eisen van de Regeling verricht. Aan klager is namelijk geen herhalingsonderzoek aangeboden, zodat hij zijn
onschuld niet heeft kunnen bewijzen. Ook waren de buisjes met urine, in strijd met de Regeling, niet verzegeld. Verder heeft klager niet zelf de sticker met de barcode op de buisjes geplakt. Dit heeft het personeel gedaan. Klager is van mening dat de
sticker bovenop de buisjes moet worden geplakt en ook dat is niet gebeurd. Hij heeft niet getekend voor de urinecontrole omdat hij het niet eens is met de procedure. Nu de urinecontrole niet volgens de eisen van de Regeling heeft plaatsgevonden, kan de
uitslag daarvan geen grond vormen voor oplegging van de disciplinaire straf. Klager verzoekt daarom om toekenning van een tegemoetkoming van € 140,=.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de schriftelijke mededeling onderzoek urine staat vermeld dat klager is gewezen op de mogelijkheid om binnen 24 uur na ontvangst van de
beslissing schriftelijk bij de directeur een verzoek in te dienen om op eigen kosten een bevestigingsonderzoek (de beroepscommissie verstaat hieronder een herhalingsonderzoek) te laten verrichten. De procedure is correct verlopen. De urine is in
buisjes
gedaan en er zijn stickers opgeplakt en ze zijn gesloten. De stickers worden door het personeel op de buisjes geplakt. Klager wilde het aanvraagformulier niet tekenen. Het is niet duidelijk waarom klager niet wilde tekenen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw is beklag mogelijk tegen een de gedetineerde betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De oplegging van een disciplinaire straf alsmede de wijze waarop een urinecontrole is afgenomen,
zijn beklagwaardige beslissingen. Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Pbw vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Hoewel het klaagschrift mager is, is de beroepscommissie
van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de directeur in de gelegenheid is gesteld om een reactie op het klaagschrift te geven, maar aan klager niet de gelegenheid is geboden om zijn
klaagschrift toe te lichten. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en zal klager alsnog worden ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. In artikel 3, vijfde lid, van de Regeling is onder meer bepaald dat de gedetineerde onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine verdeelt over twee aan hem verstrekte buizen. De
gedetineerde sluit de buizen af en plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of unieke code op de twee buizen. In het zevende lid van dat artikel is bepaald dat zowel de gedetineerde als het personeelslid een handtekening op het
aanvraagformulier plaatst ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen. In artikel 6, eerste lid, van de Regeling is onder meer bepaald dat de gedetineerde recht heeft op een herhalingsonderzoek.

Gelet op hetgeen volgt uit de schriftelijke mededeling onderzoek urine is voldoende aannemelijk dat aan klager is aangeboden om een herhalingsonderzoek te laten verrichten. Uit hetgeen ter zitting door klager en namens de directeur is verklaard is
echter aannemelijk geworden dat, in strijd met het bepaalde in de Regeling, het personeel de stickers op de buisjes urine plakt. Derhalve is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3, vijfde lid, van de Regeling. Hieruit volgt dat de beroepscommissie
klagers beklag alsnog op formele gegrond zal verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 35,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven