Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3447/GA, 2 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3447/GA

betreft: [klager] datum: 2 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C. Maat, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen, voor zover klacht 203-11 ongegrond is verklaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mr. C. Maat.
De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hij heeft op verzoek van de beroepscommissie zijn standpunt op onderdelen schriftelijk nader toegelicht. Een afschrift van die nadere
toelichting is ter kennisneming naar klager en diens raadsvrouw verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager drie dagen niet heeft kunnen luchten terwijl hij een disciplinaire straf onderging van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager baalt ervan dat men hem niet heeft gevraagd om te luchten. Klager is van mening dat het niet aan hem is om te vragen of hij mag luchten. Het doet er niet toe of hij erom heeft gevraagd. Het personeel behoort langs te komen en hem te wijzen op de
mogelijkheid om te luchten. Het had hem aangeboden moeten worden. Als dat was gebeurd, had klager daarvan gebruikgemaakt. De normale gang van zaken is dat het luchtmoment ’s ochtends wordt aangeboden. Hij had misschien niet in de ochtend gebruik
gemaakt
van het luchtmoment, maar later wel. Klager deelt tenslotte mee niet zelf te hebben gevraagd om te mogen luchten en meent dat, ook als hij het had gevraagd, er waarschijnlijk niets was gebeurd. De vraag of klager bezwaar zou hebben tegen het luchten in
een luchtkooi speelt volgens klager geen rol. Dat is niet leuk, maar ook dat is niet gevraagd.

Door de raadsvrouw is het standpunt van klager als volgt toegelicht.
Klager heeft vaker straf op cel gehad. Luchten is niet iets dat op verzoek van klager plaatsvindt. In verband met de indeling door het personeel wordt dat doorgaans aan het begin van de ochtend gevraagd. De kern van de zaak is dat er in het kader van
de
beklagzaak onvoldoende onderzoek is gedaan. De feitelijke gang van zaken is onduidelijk. Er is onvoldoende geprobeerd duidelijkheid te krijgen over de vraag of aan klager een luchtmoment is aangeboden en zo ja door wie. In de brief van 17 november 2011
op het klaagschrift heeft de directeur gesteld dat hij navraag heeft gedaan bij het afdelingshoofd. Klager stelt dat het betreffende afdelingshoofd ten tijde van dit voorval op vakantie was. Als dit eerder uitgezocht was, had klager nu geen enkel
belang
om dit tot in hoger beroep uit te zoeken. Onduidelijkheid blijft over de vraag op welke wijze de navraag is gedaan door de directeur en of hij daarbij de betrokken medewerker zelf heeft gesproken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Omdat het hoofd van de afdeling waar klager verbleef, ten tijde van het voorval waar de klacht over gaat, op vakantie was, heeft de directeur navraag gedaan bij het afdelingshoofd dat eerstgenoemd afdelingshoofd gedurende zijn vakantie verving. Dit
wees
uit dat het afdelingspersoneel klager gedurende zijn disciplinaire straf iedere ochtend heeft gevraagd of hij wilde luchten in de luchtkooi. Klager gaf vervolgens aan dat hij niet wilde luchten.

3. De beoordeling.
Ingevolge het bepaalde in artikel 49, derde lid, van de Pbw, draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld tenminste één uur per dag in de buitenlucht te verblijven. Klager bestrijdt dat hij in de gelegenheid is gesteld
om
te luchten. Tegenover de stelling van klager staat het standpunt van de directie, inhoudende dat aan klager dagelijks is gevraagd om te luchten in de luchtkooi, maar dat klager telkens aangaf hiervan geen gebruik te willen maken. Onder deze
omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 2 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven