Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2838/GAea-tussenuitspraak, 17 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 11/2838/GA, 11/2953/GA, 11/2954/GA, 11/2955/GA en 11/2956/GA (tussenuitspraak)

betreft: [5 klagers] datum: 17 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het PPC Haaglanden,

gericht tegen vijf uitspraken van 19 augustus 2011 van de beklagcommissie bij voormeld PPC, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, en de andere bovenvermelde gedetineerden, die [...] als hun vertegenwoordiger hebben aangewezen,
verder
te noemen klagers,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2011, gehouden in de locatie De Schie, zijn gehoord klager en [A] en [B], juristen bij de afdeling juridische zaken van DJI.

De directeur van het PPC Haaglanden is in verband met onverwachte omstandigheden in de familiesfeer niet ter zitting verschenen.

[A] heeft verzocht om de behandeling van de zaken aan te houden, opdat de directeur het beroep ter zitting kan toelichten.

De beroepscommissie heeft geoordeeld dat de behandeling van de zaak zal worden voorgezet en dat het behandelde schriftelijk zal worden vastgelegd, opdat de directeur daarop schriftelijk kan reageren. Vervolgens zal de zaak nogmaals ter zitting worden
geappointeerd of schriftelijk worden afgedaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verzuim/de weigering om een schaamschot naast het toiletgedeelte/natte hoek in klagers cel aan te brengen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klagers geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klagers
Door klager en namens klagers is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Artikel 9 van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) geldt voor alle gevangenissen en dus ook voor het PPC. Als hieraan getornd zou worden zou voor iedere doelgroep - bijvoorbeeld BGG, LABG etc. - wel een
uitzondering gevonden kunnen worden. Ook in tbs-inrichtingen wordt privacy in de was- en toiletruimte gerespecteerd ondanks dat het hier om patiënten met zware psychische stoornissen gaat. Gedetineerden in een PPC hebben niet minder behoefte aan (of
recht op) privacy tijdens de toiletgang of tijdens het wassen aan de wastafel. Zowel door het luikje en nog meer bij het openen van de deur, dit gebeurt vaak zonder kloppen, is de gedetineerde direct zichtbaar. Als de deur opengaat, is het vaak al te
laat. Niet alleen als de gedetineerde op het toilet zit, maar ook als de gedetineerde anderszins gebruik van het toilet maakt of zich aan de wastafel staat te wassen. Dit komt ongeveer eenmaal per dag voor. Klager heeft ook zelf door het luikje
gekeken.
Verwezen wordt naar 10/2297/GA van 27 december 2010. Het aanmerken van de wastafel als afscheidingsmiddel ten opzichte van het toilet miskent de tekst en strekking van artikel 9 van de Regeling.
Tevens wordt verwezen naar 10/924/GA van 20 augustus 2010. De beschrijving van de situatie komt overeen met de onderhavige.
11/633/TA, waar de directeur naar verwijst, betreft een andere situatie. Het betreft een tbs-gestelde en een andere gebouwelijke situatie. De toiletruimte was niet zichtbaar door het luikje.
De directeur heeft de plaatsing van een schaamschot toegezegd. In oktober 2009, dus na de start van het PPC, is er ook daadwerkelijk een schaamschot geplaatst. Klager is door overplaatsing naar een andere afdeling in een verblijfsruimte zonder
schaamschot terecht gekomen. Er is sprake van gewekt vertrouwen.
Verwezen wordt naar het memo van 29 juli 2009 van directeur Van K., waarin een schaamschot als toegestaan voorwerp op cel wordt beschouwd. Verwezen wordt naar de huisregel 4.5.1.2.3.
Ook op klagers nieuwe afdeling verbleven voornamelijk langgestraften. De (nieuwe) afdeling is een diagnostiek afdeling die zich kenmerkt door intensief contact met psychologen, waardoor de risico’s op calamiteiten, waar de directeur voor vreest (zoals
suïcide, agressie), vroegtijdig gesignaleerd kunnen worden en waarop geanticipeerd kan worden. De PPC-populatie is een rustige populatie. Dit is gunstig vergeleken met de situatie in reguliere gevangenissen. Als het risico hoog wordt geacht, wordt een
gedetineerde op een observatiecel zonder veters e.d. geplaatst.
Risico’s zijn, net als in andere gevangenissen, nooit geheel uit te sluiten en kunnen in het PPC zoveel mogelijk worden voorkomen door gesprekken met personeel/psychologen in plaats van door dit soort privacy aantastende situaties, die ontstaan door
geen schaamschot te plaatsen.
Bij de uitvoering, de plaatsing van een schaamschot of een andere afscheiding kunnen veel risico’s c.q. problemen worden voorkomen. Qua afscheiding zijn er veel mogelijkheden denkbaar. De schaamschotten, die in het PPC zijn geplaatst, kwamen tot
schouderhoogte van een staande gedetineerde. Ook onder het bureaublad zou een gedetineerde zich aan het zicht kunnen onttrekken.

Aanhouding van de behandeling van de zaak lijkt niet noodzakelijk. De directeur heeft zijn standpunt uitvoerig verwoord. Bij de stukken zijn foto’s en bouwtekeningen gevoegd. De gebouwelijke situatie is bekend.
Gedetineerden hebben zich niet opgehangen aan het schaamschot, maar aan het roostertje.
’s Nachts is er helemaal geen toezicht.
Klager verblijft momenteel in een EZV en heeft daar een aparte wc en doucheruimte.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur wil graag persoonlijk bij de behandeling van zijn beroep aanwezig zijn.
De populatie van het PPC vormt op zichzelf in verband met de psychopathologie al een hoog risico. Gerelateerd aan een ‘gewone’ p.i.-populatie vormt de PPC populatie vaker een gevaar voor zichzelf, is vaker suïcidaal. Voorts heeft de directeur de zorg
voor het personeel. Van belang is om naar binnen te kunnen kijken. De gedetineerde zou zich kunnen bewapenen. De beslissing om geen schaamschot te plaatsen, bevat een zorgcomponent richting gedetineerden en het personeel.
De schaamschotten, die geplaatst zijn, kwamen niet tot de grond. Enkels bleven zichtbaar, ook in verband met vocht. Er zijn ook lagere schaamschotten mogelijk van 0,90 m.
Er is geen sprake van strijd met artikel 8 EVRM c.q. inbreuk op de privacy. Standaard wordt eerst op de deur geklopt voordat door het raampje wordt gekeken of de deur wordt geopend. Subsidiair wordt aangevoerd dat, indien dit als inbreuk op de privacy
wordt ervaren, dit toelaatbaar is in verband met de zorg van de directeur voor werknemers en gedetineerden. Artikel 9 van de Regeling biedt voldoende ruimte. Het kloppen op de celdeur biedt voldoende privacy.
Het niet plaatsen van schaamschotten heeft ook te maken met het oprichtingsjaar van de gebouwen. Dit is (nog) niet uitgezocht. De vraag over het aantal incidenten kan niet worden onderbouwd met cijfers. De directeur kan dit wel. De directeur heeft in
het beroep vermeld dat er in anderhalf jaar tijd drie medewerkers met gebroken dan wel ontzette vingers zijn behandeld.
Blijkbaar hebben gedetineerden zich opgehangen aan het schaamschot.
Niet bekend is of in de andere PPC’s wel schaamschotten zijn geplaatst.
Gerefereerd wordt aan het standpunt van de directeur als vermeld in het beroepschrift.

3. De beoordeling
Nu de directeur wegens plotselinge familieomstandigheden verhinderd is de zitting bij te wonen en mede gezien zijn uitdrukkelijke verzoek bij de behandeling aanwezig te zijn, zal de beroepscommissie de directeur van het PPC Haaglanden in de gelegenheid
stellen om schriftelijk te reageren op de standpunten als hierboven vermeld. De directeur wordt verzocht om binnen twee weken na de ontvangst van deze tussenuitspraak te reageren en in zijn reactie mede in te gaan op de volgende vragen:
Op welke wijze wordt in andere PPC’s omgegaan met de problematiek rond de schaamschotten in de verblijfsruimtes ?
Hoeveel incidenten, waarbij personeelsleden zijn betrokken, hebben sinds de oprichting van het PPC plaatsgevonden?
Is de situatie in de verblijfsruimtes zodanig dat gedetineerden zich op andere manieren aan toezicht kunnen onttrekken?
Is er uitvoering van schaamschotten mogelijk die de bezwaren van de directeur zou kunnen wegnemen?
Zijn alternatieven voor de schaamschotten onderzocht en overwogen, zo ja, welke?
Afhankelijk van de inhoud van de reactie van de directeur en klagers reactie daarop zal de beroepscommissie de zaak opnieuw ter zitting appointeren of verder schriftelijk afdoen.

4. De tussenuitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep aan om redenen als onder 3 vermeld en stelt de directeur in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van deze tussenuitspraak te reageren.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven