Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0613/GV, 2 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/613/GV

betreft: [klager] datum: 2 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ö. Saki, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 februari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat hij voor strafonderbreking in aanmerking kan komen, gelet op het bepaalde in artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Bij
klagers moeder is sprake van een levensbedreigende ziekte. Klager is ongewenst verklaard en zal na detentie worden uitgezet. Dat is geen reden om het verzoek om strafonderbreking af te wijzen. De ratio van de weigeringsgrond van artikel 4 aanhef en
onder l, van de Regeling is immers te voorkomen dat een ongewenste vreemdeling in Nederland verlof doorbrengt. Klager wenst zijn verlof echter buiten Nederland door te brengen. Er is daarom geen gevaar dat hij zich vrij door Nederland zal bewegen.
Klager kan daarnaast van en naar het vliegveld worden begeleid door medewerkers van Justitie. Indien klager zijn moeder niet zal kunnen bezoeken, wordt onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden en het onherstelbare leed dat aan
klager en zijn moeder wordt aangedaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 26 mei 2011 ongewenst verklaard en zal na zijn detentie, op 7 september 2012, worden uitgezet. Op grond van het bepaalde in artikel 4 aanhef en onder l van de Regeling is dit een weigeringsgrond voor het verlenen van verlof. Anders dan
namens klager is aangevoerd ziet dit artikel niet alleen op verlof binnen de Nederlandse grenzen maar ook op verlof dat in het buitenland wordt doorgebracht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek, wegens overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 7 september 2012.

Op grond van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling wordt een verlof geweigerd in geval van een gedetineerden die ongewenst is verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is
verleend, of van wie vaststaat dat hij na detentie zal worden uitgezet.
Als onweersproken is komen vast te staan dat klager ongewenst is verklaard en dat hij na het einde van zijn detentie uit Nederland zal worden uitgezet. Gelet daarop is er sprake van een toereikende weigeringsgrond voor het verlenen van (onder meer)
strafonderbreking.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven