Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4041/TB, 29 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4041/TB

betreft: [klager] datum: 29 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 4 november 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.P. Holthuis om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om hem over te plaatsen naar de longstayvoorziening van het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht te Balkbrug afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van het Central Crown Court in Groot-Brittannië veroordeeld tot een gevangenisstraf van driemaal levenslang. Deze straf wordt in Nederland ten uitvoer gelegd. Vanwege psychiatrische
problematiek is klager overgeplaatst naar het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen en vervolgens overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing is niet naar behoren gemotiveerd en er heeft een onjuiste belangenafweging plaatsgevonden.
De Pompestichting heeft pas op 8 december 2011 schriftelijk gereageerd op klagers verzoek. Dit, terwijl de afwijzende beslissing op 4 november 2011 aan klager is kenbaar gemaakt. In deze beslissing wordt melding gemaakt van het feit dat contact is
opgenomen met de Pompestichting en dat de inrichting een reactie heeft gegeven. Dit kan niet de brief van 8 december 2011 betreffen. Welk advies dan wel ten grondslag ligt aan de afwijzende beslissing is thans niet duidelijk. Evenmin is duidelijk of er
slechts telefonisch contact heeft plaatsgevonden of dat er daadwerkelijk een schriftelijk advies is gegeven. Onduidelijk is hoe de inhoud van dit advies luidt.

Ten onrechte wordt waarde gehecht aan de opmerking dat de inrichting geen behandelinhoudelijke aanleiding ziet om klager over te plaatsen naar FPC Veldzicht. Klager heeft ook niet gesteld dat die er zou zijn. Reden voor het overplaatsingsverzoek zijn
de
contacten met zijn netwerk. Weliswaar is dit netwerk zeer beperkt, maar gelet op de uitzichtloosheid van zijn detentie is het van het grootste belang dat hij in staat wordt gesteld contacten met zijn netwerk te onderhouden. Zijn netwerk zal hem in FPC
Veldzicht eenvoudiger kunnen bezoeken. Uit humanitaire oogpunt dient klager in staat te worden gesteld om, indien mogelijk, meer inhoudelijk vorm te geven aan de contacten met zijn netwerk.
De Pompestichting laat de mogelijkheid open om het verzoek te beoordelen door tussenkomst van de psychiatrisch adviseur. Voor zover klager dit kan nagaan is dit tot op heden niet geschied. Derhalve is niet alleen een onjuiste belangenafweging gemaakt,
maar is de afweging bovendien gemaakt op basis van mogelijk onvoldoende informatie.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Voorafgaand aan de beslissing is contact opgenomen met de Pompestichting. Hieruit is naar voren gekomen dat er vanuit behandelinhoudelijk oogpunt geen aanleiding is voor overplaatsing van klager. De Pompestichting heeft laten weten ernstig te twijfelen
of een overplaatsing naar FPC Veldzicht in het belang is van de psychische toestand van klager. Klager wordt omschreven als extreem (psychotisch) kwetsbaar. Hij reageert reeds in negatieve zin bij de gedachte aan een mogelijke overplaatsing. Deze
mondelinge reactie is schriftelijk vastgelegd op 8 december 2011. Van nieuwe informatie is geen sprake.
Klager heeft een zeer beperkt netwerk, waarvan het volgens zijn behandelaars de vraag is in hoeverre het in termen van delictrisico en/of zijn toestandsbeeld verantwoord is het contact hiermee (eventueel) te intensiveren. Overplaatsing vanuit dit
perspectief ligt dan ook niet in de rede.

4. De beoordeling
Klager, die een levenslange gevangenisstraf is opgelegd, is op grond van artikel 13 van het Wetboek van Strafrecht geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

De beroepscommissie overweegt dat uit de schriftelijke reactie namens de Staatssecretaris op het beroep volgt dat voorafgaand aan de afwijzing van klagers verzoek om hem over te plaatsen naar de longstayvoorziening van FPC Veldzicht, de Pompestichting
de Staatssecretaris mondeling heeft geadviseerd om klager niet over te plaatsen en dat dit advies in de brief van 8 december 2011 schriftelijk is vastgelegd.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing heeft mogen komen. Niet is gebleken van
behandelinhoudelijke redenen die overplaatsing naar een andere tbs-inrichting c.q. een andere longstayvoorziening noodzakelijk zouden maken. Dat de Pompestichting in het schrijven van 8 december 2011 heeft gesteld dat zij, indien er andere dan de
genoemde (deels behandelinhoudelijke) redenen zijn om klager wel of niet over te plaatsen, van mening is dat dit via de psychiatrisch adviseur zou kunnen of moeten lopen, doet daar niet af.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, kan de beslissing om klagers overplaatsingsverzoek af te wijzen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van
Gemert, secretaris, op 29 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven