nummer: 12/556/GV
betreft: [klager] datum: 28 maart 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 februari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is vrijwillig geplaatst in De Woenselse Poort. Hij hoeft minder dan een jaar nog te zitten en wil graag met verlof. Zijn vrouw is vijf maanden zwanger. Hij krijgt binnenkort zijn eerste
kind en vindt het belangrijk om daarvan zo veel mogelijk mee te maken en wil voor zijn gezin zorgen. Dit heeft zijn leven in positieve zin enorm veranderd.
Klager begrijpt niet dat, terwijl er minder dan een jaar detentie rest en hij zich altijd netjes heeft gedragen tijdens detentie, de deur zo voor hem wordt dichtgegooid. Hij heeft geen rapport gehad en zijn urinecontroles waren negatief. Hij heeft hard
gewerkt om instanties te laten zien dat hij het echt kan en dat hij is veranderd. Hij betwist dat TR en de reclassering negatief hebben geadviseerd. Klager heeft contact opgenomen met beide instanties en zij betwisten een negatief advies te hebben
gegeven. Bij de stukken is ook geen bericht van TR en/of de reclassering aangetroffen met een dergelijke strekking.
Ook het Openbaar Ministerie en de politie hebben geen bezwaren geuit tegen het verlenen van vrijheden.
Hij is nog niet eenmaal met verlof geweest, terwijl het zijn eerste detentie als volwassene is. Klager heeft zijn doelen bereikt en gaat niet terugvallen.
Klager is in het kader van detentiefasering en de toekenning van een vervroegde invrijheidstelling min of meer gedwongen om een behandeling te ondergaan. Inmiddels is ook de Woenselse Poort duidelijk dat klager daar niet op zijn plek is. De resterende
duur van de opgelegde straf is echter zodanig kort dat overplaatsing weinig zinvol lijkt. De door de inrichting opgegeven reden dat de noodzaak van behandeling noopt tot afwijzing van de verlofaanvraag is dan ook onjuist.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Begin januari 2012 heeft klager verlof aangevraagd. Hem is toen meegedeeld dat het daarvoor te vroeg was. Verlof zou eventueel voor het eerst mogelijk zijn op 23 maart 2012. TR en de reclassering waren van mening dat een plaatsing voor observatie en
diagnostiek voor drie maanden in De Woenselse Poort niet strookt met verlofverlening.
Vrijheden moeten afhankelijk zijn van de behandeling en dienen vanuit de kliniek te worden aangevraagd. Inmiddels is de plaatsing in De Woenselse Poort gerealiseerd. Hij verblijft daar al ruim een maand, waaruit blijkt dat ook De Woenselse Poort de
noodzaak van de behandeling onderschrijft. De Woenselse Poort zal de p.i. Zwolle in de toekomst adviseren met betrekking tot mogelijke verloven.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Verlofverlening strookte op dat moment volgens TR en de reclassering niet met de op handen zijnde plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw en de
p.i.
onderschreef dit standpunt.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De politie heeft het verlofadres akkoord bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij eventueel 41 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te
ondergaan. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 21 maart 2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Klager heeft verlof aangevraagd op een moment dat zijn strafrestant meer dan een jaar bedroeg en hij derhalve (nog) niet voldeed aan de in artikel 14, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting vermelde eis.
Daarbij komt dat klager spoedig op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw voor observatie en diagnostiek in De Woenselse Poort zou worden geplaatst.
De beroepscommissie is van oordeel dat het bovenstaande een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.
Bij een nieuwe verlofaanvraag zal door de Woenselse Poort advies worden gegeven ter zake van verlofverlening.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 maart 2012
secretaris voorzitter