Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3439/GA, 26 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3439/GA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 oktober 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Oosterhoek te Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Lans.
De directeur van de locatie Oosterhoek, [...] heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Maastricht, [...], heeft op verzoek van de beroepscommissie op 2 maart 2012
een schriftelijke reactie gegeven op het beroepschrift. Deze reactie is naar de klager en zijn raadsman verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van klagers goederen na zijn overplaatsing van de locatie Grave naar het PPC Overmaze te Maastricht.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeuren
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft thans in de p.i. Vught. Klager is bij zijn overplaatsing van de p.i. Grave naar het PPC Overmaze spullen kwijtgeraakt. Het beroep richt zich niet tegen de vermissing van de bankpas. Deze is inmiddels teruggevonden. Klager mist nog een
rood
T-shirt en een witgouden armband met diamant. Volgens klager is hem een armband aangeboden in het PPC Maastricht, maar hij heeft deze weer geretourneerd omdat het niet zijn vermiste armband betrof. Klager heeft geen bewijs dat hij de armband heeft
teruggegeven. Klager bewaarde zijn sieraden in een zak in de kast op zijn cel en hij droeg zijn sieraden niet altijd. Toen hij in de p.i.Grave aankwam, had hij een armband om. Er is bij het BAD geen beschrijving gemaakt van deze armband. Klager wist
dat
het bezit van sieraden voor eigen risico was. Het T-shirt is door de zoon van klager ingevoerd in de
p.i. Grave. Het was een nieuw shirt en het prijskaartje hing er nog aan. Het gaat om een T-shirt van het merk Nike ter waarde van € 150,= en klager heeft daarvan geen aankoopbon. Klager had ooit wel een (invoer)lijst, maar hij heeft deze niet meer. De
armband had klager al vijf jaar en de waarde hiervan was volgens klager € 300,=.
Klager was niet in de gelegenheid om zelf zijn spullen in te pakken en medewerkers van de inrichting hebben zijn bezittingen ingepakt. Daarmee gaat de verantwoording voor de spullen over op de inrichting. Het feit dat klager een risicoverklaring heeft
getekend, betekent niet hij in alle gevallen de verantwoordelijkheid daarvoor dient te dragen. Als er geen inpaklijst is, dan is dat een gebrek. Klager wil zijn spullen terug en anders een financiële tegemoetkoming voor de vermiste goederen.

De directeur van de locatie Oosterhoek heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Uit onderzoek is gebleken dat klager bij binnenkomst in de inrichting een eigen risicoverklaring heeft getekend. De medewerkers van de p.i. Grave hebben alle spullen van klager ingepakt in een doos. Deze doos is op 8 juni 2011 aan DV&O meegegeven.
Klager spreekt over één armband. Ten tijde van het onderzoek naar de klacht is gebleken dat deze armband zich in het PPC Overmaze bevond. Klager klaagt niet over een andere gouden armband die hij verloren had. Met betrekking tot het rode T-shirt is
niet
gebleken dat klager dit T-shirt heeft ingevoerd. De directeur van de p.i Grave verzoekt de uitspraak van de beklagrechter te handhaven, het beroep van klager ongegrond te verklaren en aan klager geen tegemoetkoming toe te kennen, omdat klager zijn
spullen heeft ontvangen in het PPC Overmaze.

De directeur van het PPC Maastricht heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep schriftelijk als volgt toegelicht.
De inhoud van de preciosa van klager, bestaande uit een identiteitsbewijs en een bankpas, is op 8 augustus 2011 uitgevoerd bij klagers overplaatsing naar de p.i. Vught. Niet is gebleken dat het T-shirt is ingevoerd. Er zijn in de p.i. Grave geen in- en
uitvoerlijsten van de spullen van klager voorhanden, waardoor niet te achterhalen is welke spullen vanuit de
p.i. Grave naar het PPC Overmaze zijn opgestuurd. De witgouden armband heeft ook niet in de fouillering bij de transportlijn gelegen, want waardevolle spullen worden bewaard bij de preciosa en in dat geval zou de armband bij het verlaten van de
inrichting aan klager zijn uitgereikt. Klaarblijkelijk is dat niet gebeurd. De inrichting draagt op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor de vermissing van de spullen van klager.

3. De beoordeling
Op het vervoer van goederen van gedetineerden zijn van toepassing de circulaires van de minister van Justitie van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ en 20 december 1996, kenmerk 586080/96/DJI. Op grond van de in deze circulaires vervatte regeling
geldt met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen van het gevangeniswezen voor het vervoer van goederen van gedetineerden als uitgangspunt dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Na tekenen voor ontvangst door de
ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus, afhankelijk van het feit of er wel of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de ontvangende inrichting te worden gedeponeerd.”
Klager is overgeplaatst van de p.i. Grave naar het PPC Maastricht. Op 8 juni 2011 is, volgens de paklijst, een doos verzonden naar het PPC Overmaze ter attentie van klager.
Vast staat dat goederen van klager vanuit de p.i. Grave bij DV&O zijn aangeboden voor vervoer naar het PPC Overmaze. Uit de nader opgevraagde inlichtingen van de directeur van het PPC Overmaze komt naar voren dat er geen schriftelijk bewijs is dat de
door de p.i. Grave verzonden goederen in het PPC Maastricht zijn ontvangen. Er is geen schriftelijk stuk voorhanden waaruit blijkt dat voor ontvangst is getekend. Dit alles in aanmerking nemend, is de klacht van klager gericht tegen de juiste
inrichting, te weten de p.i. Grave.

Vaststaat dat klagers cel buiten zijn afwezigheid is ontruimd en niet is gebleken dat er een ontruimingsverslag is opgemaakt. Het ontbreken van een ontruimingsverslag is in strijd met het bepaalde in de “richtlijnen m.b.t. door gedetineerden in
penitentiaire inrichtingen achtergelaten voorwerpen” (d.d. 3 februari 1988, kenmerk 021/388). Derhalve kan niet worden nagegaan welke goederen zijn ingepakt. Klager heeft gesteld dat hij een T-shirt in locatie Oosterhoek heeft ingevoerd, hetgeen door
de
directies van de p.i. Grave en Maastricht onvoldoende is weersproken, nu in beide inrichtingen geen in- en uitvoerlijsten van klagers goederen voorhanden zijn. De directie locatie Oosterhoek is mitsdien aansprakelijk voor de vermissing van klagers
T-shirt. Het beroep ten aanzien van dit onderdeel dient gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de bestreden
beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe.
Uitgangspunt is dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan wel een civiele vordering.
Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het echter voor de hand om – op verzoek van klager –,
de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. De beroepscommissie zal, met inachtneming van het voorgaande, de hoogte van de tegemoetkoming naar redelijjkheid en billijkheid vaststellen op € 20,=.

Ten aanzien van de armband overweegt de beroepscommissie het volgende.
Voorop staat dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor de hem toebehorende goederen. Niet aannemelijk is geworden dat klager zijn armband is kwijtgeraakt bij zijn overplaatsing. Dat de inrichting de aansprakelijkheid voor de vermissing zou hebben
erkend, wat zou blijken uit het feit dat zij hem een armband heeft aangeboden, is door de inrichting betwist en bovendien pleit tegen het standpunt van klager dat hij van het retourneren van die - verkeerde - armband geen bewijs heeft overgelegd. Het
feit dat er een celontruimingsformulier ontbreekt, maakt het in dit geval niet anders. Immers op het formulier zou deze armband onvermeld zijn gebleven, nu klager deze droeg. Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep van klager ten
aanzien van de armband ongegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot het T-shirt gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 20,=. De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de gouden armband ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven