Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4461/GA, 14 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4461/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught zijn klager en zijn raadsman mr. Sol gehoord. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Maashegge, [...], is met bericht van
verhindering niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het cameratoezicht tijdens de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel omdat klager in hongerstaking was gegaan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in hongerstaking gegaan op 20 september 2011. Hij dronk ook niet. Hij had deze hongerstaking aangekondigd, omdat hem een nieuwe uc werd geweigerd. Klager had namelijk een urinecontrole (uc) ondergaan en daaruit bleek dat zijn
kreatininegehalte
te laag was. Op initiatief van twee penitentiaire inrichtingswerkers (piw’ers) heeft klager een deal gesloten: in ruil voor een nieuwe uc zou hij stoppen met de hongerstaking. Volgens klager is het onjuist dat het cameratoezicht slechts 24 uur heeft
geduurd. Klager zag dat, want het rode lampje van de camera brandde. Er zijn leugenachtige verklaringen afgelegd. Er is bezwaar tegen de stelling van de directeur dat er overleg is geweest met de arts over de cameraobservatie. Die stelling is niet
onderbouwd en er blijkt niet van een registratie. Klager is niet door een arts gezien. De raadsman kan niet aantonen dat de directeur heeft verzuimd om het advies van een gedragsdeskundige in te winnen. Klager is wel gehoord. Er zijn in totaal drie
schriftelijke mededelingen. Twee daarvan zijn gedateerd op 20 september en op 22 september is een nieuwe beslissing genomen. Geconstateerd moet worden dat in deze zaak de beklagcommissie in haar uitspraak heeft geoordeeld dat de noodzaak tot
cameraobservatie zo groot was dat het advies van de deskundigen niet kon worden afgewacht, terwijl de directeur in zijn toelichting verklaart dat hij op advies van een medicus de cameraobservatie heeft opgelegd. Onduidelijk blijft of er in deze zaak
een
deskundige is ingeschakeld in verband met de oplegging van de cameraobservatie. De beslissing is onzorgvuldig genomen. De nieuwe uc die aan klager was toegezegd is niet afgenomen. Tijdens de zitting voor de beklagcommissie werd de afspraak tussen
klager
en de piw’er ook ontkend. De raadsman heeft de directeur steeds gevraagd om door middel van bescheiden aan te tonen dat er gevolg is gegeven aan de gemaakte afspraak.

De directeur heeft zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24a van de Pbw kan cameratoezicht worden opgelegd in de in dat artikel genoemde gevallen aan een gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat klager in hongerstaking
was
gegaan en de directeur achtte het noodzakelijk om hem goed in de gaten te houden.
De beroepscommissie verwijst naar hetgeen is overwogen in haar - als bijlage
aangehechte - uitspraak met kenmerk 11/4462/GA, waarbij is beslist dat aan klager ten onrechte een ordemaatregel in plaats van een disciplinaire straf is opgelegd. Het onderhavige cameratoezicht had niet in het kader van een ordemaatregel op basis van
artikel 24a van de Pbw mogen worden opgelegd maar, als daarvoor voldoende redenen zouden kunnen worden aangevoerd, zijn grondslag moeten vinden in artikel 51 van de Pbw. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat het beklag
gegrond is. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, secretaris, op 14 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven