Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0105/GB, 15 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/105/GB

Betreft: [klager] datum: 15 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep en een nagekomen reactie van 9 maart 2012 van mr. A.J. Sol.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 september 2003 gedetineerd. Hij verblijft sedert 22 juni 2011 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. afgewezen vanwege het risico van maatschappelijke onrust en het risico van ongewenste confrontatie met de nabestaanden van het slachtoffer. Klager is veroordeeld voor het
plegen van een levensdelict. Klagers vrouw was het slachtoffer van dit delict. Met de ‘nabestaanden’ bedoelt de selectiefunctionaris de kinderen van klager. Klager spreekt zijn kinderen regelmatig. De stelling van de selectiefunctionaris dat de
overplaatsing van klager zal leiden tot maatschappelijke onrust en ongewenste confrontatie met de nabestaanden van het slachtoffer is derhalve onjuist.
Hier komt bij dat klager medio 2012 in vrijheid zal worden gesteld. Tot nu toe heeft klager nog geen vrijheden genoten. Het is onwenselijk dat klager medio 2012 in vrijheid zal worden gesteld zonder enige vorm van resocialisatie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor het plegen van een ernstig delict (klager is veroordeeld voor de moord op zijn echtgenote). De zaak heeft veel media-aandacht gehad. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de overplaatsing
naar
een b.b.i. Er is tevens contact geweest met Bureau Jeugdzorg. De p.i. Krimpen aan den IJssel heeft op basis van de ingewonnen adviezen negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden aan klager. Het geheel overziend heeft de
selectiefunctionaris besloten om klagers verzoek af te wijzen. De eventuele risico’s kunnen onvoldoende worden ondervangen door het verbinden van bijzondere voorwaarden aan het regimaire verlof. Klager ontkent het delict nog steeds en derhalve kunnen
er
geen interventies aangeboden worden. Hij bagatelliseert de situatie waarin zijn kinderen en de andere nabestaanden zich bevinden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris, op de hiervoor onder 3.2 weergegeven gronden en bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid tot de bestreden beslissing kunnen komen en zal het beroep
ongegrond worden verklaard. Hierbij is met name het onderbouwde negatieve advies van het OM van belang. Voorts heeft de selectiefunctionaris terecht acht geslagen op de inhoud van het bij het selectieadvies gevoegde schrijven van het Bureau Jeugdzorg
van 20 december 2011 en de mede daaruit af te leiden zorg voor confrontatie met en risico’s voor de kinderen en andere nabestaanden van het slachtoffer.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W.
Bartelds, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 15 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven