Nummer: 12/104/GB
Betreft: [klager] datum: 19 maart 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. van Drumpt, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 13 april 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Esserheem te Veenhuizen, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b tweede lid onder a van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing gedetineerden (de Regeling).
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager beschikte over een Spaanse verblijfsvergunning toen hij werd aangehouden voor het strafbare feit waarvoor hij nu gedetineerd is. Klager heeft zich gemeld bij de Nederlandse autoriteiten om de vereiste stempel te halen voor een rechtmatig
verblijf
in Nederland. Klager heeft al meerdere malen een verzoek tot detentiefasering ingediend. Er is een kopie van de Spaanse verblijfsvergunning aan het bureau selectie- en detentiebegeleiding gestuurd met de mededeling dat deze voor april 2012 verlengd
dient te worden. Klager heeft een betrouwbaar adres waar hij kan verblijven gedurende zijn verlof. Dit adres is gecontroleerd. Gesteld wordt dat klager onrechtmatig in Nederland verblijft. Op grond van artikel 4, van de Regeling tijdelijke verlaten
inrichting is het verzoek om detentiefasering afgewezen. Onduidelijk is waarom er in verband met klagers situatie wordt verwezen naar dit artikel. Een deel van de zin van het artikel is weggevallen zodat de motivering voor klager onbegrijpelijk is.
Klager is niet bekend met een besluit of een procedure tot ongewenstverklaring. Ook is aan klager niet medegedeeld dat hij na zijn detentie zal worden uitgezet.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft geen Nederlands verblijfsdocument en is geen inwoner van de EU. Klager is in het bezit van een Spaanse verblijfsvergunning, maar deze geldt niet voor Nederland of een ander EU-land. Klager heeft
daarom geen rechtmatig verblijf in Nederland. Dit is bevestigd door de Vreemdelingenpolitie te Amsterdam. Ook heeft de Vreemdelingenpolitie een procedure tot ongewenstverklaring gestart. Klager is veroordeeld in eerste aanleg en heeft daardoor de
status
van een strafrechtelijke vreemdeling. Om die reden is klager overgeplaatst naar de locatie Esserheem.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit het selectieadvies blijkt dat klager onrechtmatig in Nederland verblijft. De Vreemdelingenpolitie heeft op 9 november 2011 een voorstel tot ongewenstverklaring ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Aangezien aannemelijk is
dat
klager na detentie geen rechtmatig verblijf heeft zal hij, na het ondergaan van zijn vrijheidsstraf, worden uitgezet. Gelet op artikel 3, derde lid, aanhef onder a, van de Regeling komen gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na detentie
zullen worden uitgezet niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 19 maart 2012
secretaris voorzitter