Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4542/GB, 19 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/4542/GB

Betreft: [klager] datum: 19 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.E.L. Vallenduuk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een gevangenis in de buurt van Eindhoven toegewezen en klager geselecteerd voor unit 7 van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 30 mei 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard, een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede
lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Op 20 december 2011 is hij overgeplaatst naar unit 7 van de p.i. Vught. Vanuit deze inrichting is hij op 9 februari 2012 geselecteerd voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Op 10
februari 2012 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de PIA Roermond.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is onzorgvuldig tot stand gekomen. Niet alle feiten en omstandigheden zijn meegewogen. De gevolgen van de bestreden beslissing zijn onevenredig nadelig voor klager. De stelling, dat de bestreden beslissing conform klagers
verzoek
is genomen, is niet juist. Klager stemde in met een overplaatsing naar de p.i. Vught omdat het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de locatie Westlinge klager had voorgehouden dat het ging om een zeer beperkt beveiligde inrichting. Dit is niet
het geval en klager verblijft in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager is onjuist voorgelicht en wil dat de overplaatsing wordt teruggedraaid. Er is onvoldoende uiteengezet waarom klager zou
instemmen met de overplaatsing van een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau. In de b.b.i. ging klager ieder weekend met verlof. Klager bevond zich dus al in de maatschappij waardoor verdere
re-integratie niet nodig was. Nu zit klager in een inrichting waar hij helemaal niet kan re-integreren. Het doel van het project detentie en re-integratie, zoals dat geldt binnen het programma modernisering gevangeniswezen, is om klager zo dicht
mogelijk bij de gemeente van vestiging na detentie te plaatsen. Klager woont in Arnhem. Dit is 69 kilometer van Vught vandaan. Ingevolge artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient het bestuursorgaan de belangen af te wegen die
rechtstreeks bij het besluit betrokken zijn. Klager heeft al meerdere malen verzocht om overplaatsing naar de z.b.b.i. Maashegge te Overloon. Deze inrichting is dichterbij klagers familie en klager kan dan tijdens een verlof zijn moeder bezoeken.
Klager
is getraumatiseerd door het feit dat hij nog steeds in de p.i. Vught verblijft. Hier hoort hij niet thuis. Klager verzoekt dan ook om een tegemoetkoming van € 25, = per dag dat hij in de p.i. Vught moet verblijven.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een inrichting in de buurt van Eindhoven toegewezen en hem naar de p.i. Vught overgeplaatst. Klager heeft tijdens zijn verblijf eenmaal een algemeen verlof genoten en dit verlof is
goed verlopen. De locatie Westlinge heeft nagelaten om de mogelijkheden voor plaatsing in een b.b.i. te onderzoeken. De p.i. Vught wilde klager voorstellen voor plaatsing in een p.p. mits hij geen positieve urinecontrole (uc) zou scoren. Tijdens de
afname van een uc op 17 januari 2012 had klager een te laag kreatininegehalte. Klager moest daarom binnen een periode van twee weken driemaal een urinecontrole ondergaan. Deze urinecontroles waren schoon en op 9 februari 2012 is er een voorstel gekomen
voor plaatsing van klager in een p.p. De selectiefunctionaris heeft dit voorstel op dezelfde dag toegewezen. Op 10 februari 2012 is klager begonnen aan een p.p. De selectiefunctionaris verzoekt de beroepscommissie om het beroep niet-ontvankelijk te
verklaren en geen tegemoetkoming toe te kennen.

4. De beoordeling
Uit het selectieadvies van 8 december 2011 blijkt dat klager overgeplaatst wilde worden naar een gevangenis in de buurt van Eindhoven. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek toegewezen en hem overgeplaatst naar unit 7 van de p.i. Vught, een
inrichting in de buurt van Eindhoven. De stelling van klager, dat hem is voorgehouden dat de p.i. Vught een inrichting is waar regimaire verloven worden verleend, is onvoldoende feitelijk onderbouwd. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 19 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven