Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0349/GV, 13 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/349/GV

betreft: [klager] datum: 13 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Blonk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 januari 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens klager is het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) niet althans onvoldoende redengevend. De omstandigheid dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven is volgens
klager niet redengevend. Het betreffen oude veroordelingen. Klagers detentieverleden mag hem niet achtervolgen. Indien dit als reden voor een weigering zou worden aangenomen, kunnen veroordeelden met een verleden van geweldsmisdrijven nooit meer verlof
krijgen. De omstandigheid dat er door de reclassering niet omtrent klager is gerapporteerd, is geen steekhoudend argument. Klagers persoonlijke omstandigheden zijn voor de inrichting genoegzaam bekend. Voor zover er na de afwijzing van het verzoek
alsnog een negatief advies van de politie is ontvangen met betrekking tot klagers opgegeven verlofadres, geldt dat dit onbegrijpelijk is. Eerder heeft de politie naar aanleiding van een overplaatsingsverzoek naar een minder beveiligde inrichting
positief geadviseerd. Het strafbare feit waarvan klager wordt verdacht dateert overigens van bijna vier jaar geleden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De omstandigheid dat klager eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld is tot langdurige gevangenisstraf maakt duidelijk dat er sprake is van een recidiverisico. Klager wenst niet mee te werken aan een traject in het kader van het project
Terugdringen Recidive (TR-traject). Hierdoor is het niet goed mogelijk om het huidige recidiverisico bij verlof in te schatten. Anders dan is aangevoerd komen gedetineerden die voor geweldsmisdrijven zijn veroordeeld ook in aanmerking voor (algemeen)
verlof. In klagers geval is echter klagers verleden het enige referentiepunt voor het recidivegevaar. Nu inmiddels de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres, komt hij ook niet meer in aanmerking voor
algemeen verlof. Namens de Staatssecretaris wordt nog opgemerkt dat het delict waarvan klager wordt verdacht, door hem wordt gebagatelliseerd. Het betreft hier geen incident van vier jaar geleden, althans de slachtoffers van dat delict zullen dit niet
als incident beschouwen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft op 8 december 2011 aangegeven negatief te adviseren en verwezen naar het eerdere negatieve advies van 8 juli 2011.
De politie Flevoland heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het door klager verlofadres omdat in de woonomgeving diverse getuigen woonachtig zijn. Voorts wordt aangegeven dat het hier met betrekking tot het betreffende adres het vierde negatieve
advies van de politie is.

3. De beoordeling
Klager verblijft in voorlopige hechtenis. Op 29 februari 2012 is hij door het Gerechtshof te Leeuwarden in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, met aftrek, wegens – kortweg – poging tot doodslag. Die
veroordeling is nog niet onherroepelijk. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 december 2013. Alleen al op grond hiervan komt hij bij deze stand van zaken nu (nog) niet in aanmerking voor algemeen verlof.

De beroepscommissie beoordeelt evenwel de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag bij de v.i.-datum ten tijde van de aanvraag.

Vastgesteld kan worden dat verzoeker eerder ter zake van geweldsmisdrijven met politie en justitie in aanraking is geweest en daarvoor ook tot (onder meer) langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is veroordeeld. Hoewel die veroordelingen inmiddels
al langere tijd geleden hebben plaatsgevonden, kon de Staatssecretaris dit in dit geval, nu klager kennelijk weigert mee te werken aan een TR-traject en er dus ook geen risicoanalyse omtrent klager is opgemaakt, laten meewegen bij zijn beslissing.
Daarnaast moet worden vastgesteld dat de politie Flevoland negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor
verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4
onder b en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven