Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3309/TA em 11/3765/TA, 13 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3309/TA en 11/3765/TA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

en

het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2011 van de beklagcommissie bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker. Klagers raadsman
mr. K. ter Mors heeft schriftelijk bericht te zijn verhinderd de zitting bij te wonen en heeft het beroep schriftelijk toegelicht.

De beroepscommissie heeft de inrichting ter zitting verzocht na te gaan of de centraal te regelen verwarming in de zomer wordt uitgezet en of uit stukken (zoals bijvoorbeeld dagrapportages) blijkt of er op klagers kamer dan wel afdeling
temperatuurmetingen zijn gedaan dan wel anderszins in objectieve zin de temperatuur is vastgesteld.

Bij schrijven van 23 februari 2012 heeft de inrichting die vragen beantwoord. Dit schrijven is op 24 februari 2012 naar klager en zijn raadsman gezonden en zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. De schriftelijke reactie van
klagers raadsman van 28 februari 2012 is op 1 maart 2012 ter kennisneming aan het hoofd van de inrichting gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet kunnen reguleren van de verwarming in klagers kamer.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep tot en met de zitting het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zijn beklag is terecht gegrond verklaard. Hij heeft destijds zelf weken lang de temperatuur bijgehouden. In juli 2011 was de buitentemperatuur 11 à 12o C. Op klagers kamer was het zowel overdag als ’s nachts steenkoud, niet alleen volgens klager maar
ook volgens sociotherapeuten. Zijn verwarming was kapot. Volgens het personeel stond de centraal te regelen verwarming in die periode uit, omdat het zomer was. De technische dienst heeft niets gemeten en ook gezegd dat de centraal te regelen verwarming
uitstond. Ook anderen hadden het koud. De hele afdeling was koud, maar medepatiënten hebben geen klacht ingediend om hun verlof niet in gevaar te brengen.
Hem is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. De beklagcommissie gaat er van uit dat het opgelost kon worden, maar klager heeft nooit iets gekregen om de kou tegen te gaan.
Klager begrijpt niet dat de inrichting in beroep is gegaan, omdat hij in oktober 2011 een klacht over de op dat moment te hoge temperatuur heeft ingediend en die klacht gegrond is verklaard en hem een tegemoetkoming is toegekend. De inrichting heeft
toen toegegeven dat zijn verwarming kapot was. Men wilde hem € 50,= tegemoetkoming geven, maar op zijn verzoek heeft hij negen pakjes shag gekregen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep tot en met de zitting het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een algemene regelaar in de techniekruimte buiten de kamers bedient de vloerverwarming en is beperkt bij te stellen. Daarnaast kan op elke kamer via de regelbare verwarming met een thermostaatknop de temperatuur bijgesteld worden. De technische dienst
heeft in juli 2011 geconstateerd dat klagers verwarming niet kapot was, maar niet aansloeg vanwege de buitentemperatuur. Daar het zomer was en de buitentemperatuur dan hoger is, slaat de verwarming alleen aan als het buiten koud genoeg is. Er is dus
een
regelbare verwarming op de kamer, die pas werkt bij bepaalde minimumtemperaturen in de zomer. Als de buitentemperatuur lager is dan 20o C, kan de verwarming op de kamer worden aangezet om een binnentemperatuur van 20o C te bereiken. Daarmee wordt
voldaan aan de eisen van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte. De inrichting heeft plannen om van het centraal geregelde verwarmingssysteem af te stappen en er toe over te gaan om iedereen zelf zijn verwarming te laten regelen als dat
financieel haalbaar is.

Bij brief van 23 februari 2012 is namens het hoofd van de inrichting desgevraagd nog de volgende toelichting gegeven.
De centrale verwarming in de inrichting staat altijd aan. Het water dat door de buizen loopt, heeft een temperatuur die bepaald wordt door de buitentemperatuur. Laatstgenoemde temperatuur wordt bepaald door middel van sensoren op het dak. Bij lage
temperaturen kan de temperatuur in de kamers warmer worden gemaakt en bij hoge temperaturen wordt het niet te heet op de kamers. Het valt niet meer te achterhalen wat de centraal geregelde temperatuur van het water van de centrale verwarming ten tijde
van de klacht was. Buiten de storingsmelding van klager in juli 2011 is geen andere storingsmelding over de temperatuur ontvangen. Na constatering van de technische dienst dat er geen problemen waren met klagers verwarming en de centrale verwarming,
was
er geen aanleiding nadere meting of onderzoek te doen. Dat zou anders zijn geweest als er meerdere storingsmeldingen waren ontvangen.
Volgens de staf van de afdeling Jade is op de dag van klagers klacht de temperatuur op klagers kamer niet specifiek gemeten. Het was buiten voor de tijd van het jaar wel fris, maar niet koud. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat de temperatuur op
klagers kamer niet dusdanig laag was dat de verwarming tot hogere temperaturen gebracht zou moeten kunnen worden. Daar klager aangaf het te koud te vinden, heeft de staf klager aangeraden om een trui aan te trekken en hem ook een extra deken
aangeboden,
maar de staf meent zich te kunnen herinneren dat klager dat advies niet heeft opgevolgd. Het was de inrichting op dat moment niet duidelijk dat het ongemak en ongenoegen van klager een zodanige lijdensdruk gaf dat er nog nadere acties van de staf
noodzakelijk waren.

Namens klager is daarop bij brief van 28 februari 2012 als volgt gereageerd.
De inrichting heeft ter zitting van de beklagcommissie aangegeven dat de verwarming uitstond. De verwarming is niet op klagers kamer te regelen, maar in een kast waar klager niet bij kan.
Aan klager is geen extra deken aangeboden. Klager had al een trui aan.
De sociotherapeut J. heeft een sigaretje bij klager gerookt en toen ook geconstateerd dat het koud was.

3. De beoordeling
Volgens artikel 7, eerste en tweede lid, van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (hierna: Regeling) is in de persoonlijke verblijfsruimte een regelbare verwarming aangebracht. De verwarming heeft een zodanige
capaciteit dat bij een buitentemperatuur van minus 10o C en een windsnelheid van 10 meter per seconde in de persoonlijke verblijfsruimte een temperatuur van 20o C kan worden bereikt.

Vast staat dat de beklagcommissie het beklag gegrond heeft verklaard omdat, zoals de inrichting tegenover de beklagcommissie heeft verklaard, het niet mogelijk is om individueel de warmte/kou verwarming op klagers kamer te regelen.
In beroep is dit standpunt van de inrichting nader uitgelegd als dat een patiënt, ook klager, naast de centraal te regelen verwarming in de techniekruimte wel zelf de verwarming op de kamer via een thermostaatknop naar boven tot 20o C kan bijstellen,
maar alleen als de buitentemperatuur lager dan 20o C is.

Klager heeft gesteld dat, naar hij zelf heeft bijgehouden, de buitentemperatuur ten tijde van zijn klacht in juli 2011 rond de 11 of 12o C was en dat hij de temperatuur op zijn kamer niet kon regelen omdat de verwarming op zijn kamer kapot was. Volgens
de inrichting was het fris voor de tijd van het jaar, maar niet zodanig koud dat klager de temperatuur in zijn kamer met zijn verwarming, die volgens onderzoek van de technische dienst niet kapot was, naar boven bij had moeten kunnen stellen.

De inrichting heeft geen metingen gedaan of laten doen naar de temperatuur op klagers kamer, zodat niet uitgesloten kan worden geacht dat de temperatuur op klagers kamer ondanks het functioneren van zijn verwarming en de frisse buitentemperatuur toch
niet tot 20o C was bij te stellen.
In die zin moet er van uit worden gegaan dat klagers recht op een regelbare verwarming is geschonden.
Het beroep van het hoofd van de inrichting zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het niet toekennen van een tegemoetkoming door de beklagcommissie. Het beroep van klager zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal de toe te kennen tegemoetkoming vaststellen op €
25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. A.P. Visser en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 13 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven