Nummer: 12/129/GB
Betreft: [klager] datum: 12 maart 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 1 maart 2012 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 31 maart 2010 gedetineerd. Hij verbleef sinds 19 augustus 2010 in de gevangenis van de p.i. Dordrecht. Vanuit deze inrichting is klager opgenomen voor een behandeling in Groot Batelaar te Lunteren. Op 6 december 2011 is klagers
behandeling beëindigd en is hij geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is vanuit Groot Batelaar overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht omdat hij in GHB en andere drugs zou hebben gehandeld. Dit is niet waar. Klager heeft nooit in drugs gehandeld.
Hij heeft destijds zelf verzocht om te worden behandeld in Groot Batelaar. Hij wilde zijn best doen en volgde therapie. Klager heeft via zijn psycholoog geregeld dat hij in Groot Batelaar terecht kon. Hij heeft er een half jaar verbleven en liep als
enige vier dagen per week stage bij de plantsoenendienst. Hij sprak medegedetineerden aan op hun drugsgebruik en hij gebruikte zelf geen drugs. Het is al twee en een half jaar geleden dat hij voor het laatst een joint heeft gerookt. Hij heeft zijn
uiterste best gedaan en wist dat het één van zijn laatste kansen was. Urinecontroles en kamercontroles waren altijd in orde. Hij werkte hard, was gemotiveerd en hij was op alle fronten goed bezig. Ook met zijn relatie ging het goed. Hij werd plotseling
teruggeplaatst, zonder enige waarschuwing. Er is geen enkel bewijs aangevoerd dat de verdachtmaking van handel in GHB en andere drugs kan onderbouwen. Het reclasseringsrapport vermeldt dat het gedragsmatig goed gaat met klager en dat hij lekker in zijn
vel zit. Klager kan weliswaar op het randje lopen maar hij is hier nooit disciplinair voor gestraft. Verder heeft klager een instemmingsverklaring getekend voor deelname aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR). Vanuit het niets
wordt
door de Reclassering geadviseerd om klager niet te laten deelnemen aan TR, terwijl een duidelijke diagnose ontbreekt. Men kijkt kennelijk alleen naar het verleden. De omstandigheid dat klager nu wordt beschuldigd van handel in drugs, heeft ook invloed
op klagers v.i.-datum. Klagers v.i.-datum is op 20 maart 2012.
Verder licht klager toe dat in het reclasseringsrapport weliswaar staat vermeld dat hij bij een urinecontrole een te laag kreatininegehalte had, maar hij hier nooit disciplinair voor is gestraft. Toen de urinecontrole werd aangekondigd was klager aan
het werk. Hij moest ineens binnen één uur urine afstaan, terwijl hij net daarvoor had geplast. Door het personeel werd hem aangeraden om veel te drinken. Bovendien is er tegen hem gezegd dat zijn urine wel was te controleren, ook al was het licht van
kleur. Ook staat in het reclasseringsrapport vermeld dat klagers naam is genoemd bij het wegnemen van geld. Klager heeft nooit geld weggenomen. Hij was niet in het gebouw op het moment dat het geld werd weggenomen. Toen hij weer terugkwam liep hij het
kantoor in en hoorde hij dat er geld was weggenomen. Door het personeel is toen tegen klager gezegd dat hij zich geen zorgen hoefde te maken omdat hij ten tijde van het verdwijnen van het geld niet aanwezig was.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verbleef op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw in Groot Batelaar. De directeur van de p.i. Dordrecht kreeg van Groot Batelaar het verzoek om het
verblijf van klager in Groot Batelaar te beëindigen, omdat klager in GHB en andere drugs handelde. De directeur van de p.i. Dordrecht heeft conform dit verzoek geadviseerd. Gelet op de omstandigheid dat klager in drugs handelde was een langer verblijf
in Groot Batelaar volgens de selectiefunctionaris niet gewenst. Daarom is besloten om klager, conform het advies van de directeur van de p.i. Dordrecht, te selecteren voor de gevangenis van de p.i. Dordrecht.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Dordrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. In het behandelplan van Groot Batelaar - waar door de selectiefunctionaris in beroep naar wordt verwezen - staat onder meer vermeld dat verhalen over handel in GHB en de omstandigheid dat op een aantal punten de anti-socialegedragsproblematiek
zo sterk naar voren kwam dat de veiligheid in de inrichting onvoldoende kon worden gegarandeerd, hebben doen besluiten om klagers behandeling te beëindigen. De beroepscommissie is van oordeel dat de informatie over klagers gedrag wellicht een
beëindiging van klagers verblijf in Groot Batelaar had kunnen rechtvaardigen. In de bestreden beslissing staat echter enkel vermeld dat een langer verblijf in een kliniek niet langer gewenst is omdat klager in drugs heeft gehandeld. Nu er geen enkel
concreet bewijs is aangevoerd waarmee wordt onderbouwd dat klager heeft gehandeld in drugs en in het behandelplan van Groot Batelaar enkel staat vermeld dat er verhalen waren dat klager handelde in drugs (kennelijk heeft niemand dat feitelijk
geconstateerd), is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onvoldoende is gemotiveerd. Nu klagers
invrijheidsstelling aanstaande is, volstaat de beroepscommissie met een vernietiging van de bestreden beslissing. De beroepscomissie ziet in de omstandigheden van het geval, klagers gedrag in Groot Batelaar liet blijkens de stukken hoe dan ook te
wensen
over, grond om geen tegemoetkoming toe te kennen.
5. De uitspraak-
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe .
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 maart 2012
secretaris voorzitter