Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3788/TA, 8 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3788/TA

betreft: [klager] datum: 8 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC 2Landen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet op 21 september 2011 beschikbaar stellen van geld op grond van een budgetaanvraag voor buitenaankopen op 22 september 2011.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Nadat klager op maandag 19 september 2011 hoorde dat donderdag 21 (lees: 22, beroepscommissie) september 2011 buitenaankopen gedaan zouden worden, heeft hij die dag bij de dagopening direct een budgetaanvraag ingediend. Normaal gesproken moet die
aanvraag dezelfde dag naar maatschappelijk werk worden gezonden, zodat het geld op woensdag wordt uitgekeerd. De stafmedewerkers hebben echter op donderdag vergaderd over de budgetaanvraag. Daardoor heeft klager zijn geld niet op woensdag gekregen en
kon hij op donderdag geen buitenaankopen doen en verzorgingsartikelen aanschaffen. De inrichting heeft totaal geen respect voor de behoeften van een patiënt. Klager wil een compensatie voor het opzettelijk saboteren van zijn verzorgingsbehoefte.
Klager wil zijn klacht nader toelichten op een zitting met een raadsman/-vrouw.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten tijde van het beklag konden patiënten uiterlijk op vrijdagmiddag extra budget aanvragen bij het maatschappelijk werk via een verzoekbriefje. De lijst met aanvragen werd op maandagochtend verzonden aan de financiële administratie, waarna het geld op
de opvolgende woensdag aan de patiënten werd uitgekeerd. Klager heeft op maandag 19 september 2011 zijn aanvraag ingediend in de verwachting dat hij woensdag 21 september 2011 het geld zou krijgen. Klager heeft echter zijn aanvraag te laat ingediend.
De
post was al naar de financiële administratie verzonden. Daarom is zijn aanvraag een week later behandeld en heeft hij het geld op 28 september 2011 ontvangen.
Ten tijde van het beroep krijgen patiënten het aangevraagde budget niet meer op een woensdag, maar op een donderdag uitgereikt. Die dag worden de buitenaankopen gedaan. Patiënten dienen hun budgetaanvraag een week eerder aan te vragen.

3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven dat hij met zijn raadsman/-vrouw het beroep mondeling wil toelichten, zodat hij zijn klacht nader kan toelichten. Hij heeft daarbij niet aangegeven wie zijn advocaat op dit moment is en op welke punten precies verduidelijking
nodig is. Het verzoek van klager wordt afgewezen. De grond van zijn verzoek is algemeen van aard. Op basis van de in beroep overgelegde stukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Ook naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager niet
mogen verwachten dat zijn te laat ingediende budgetaanvraag in afwijking van het in de inrichting geldende beleid binnen twee dagen zou worden verwerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven