Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2048/TA en 11/2101/TA, 8 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2048/TA en 11/2101/TA

betreft: [klager] datum: 8 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in art. 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van,

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen,

gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2011van de beklagcommissie bij voormelde kliniek, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman [...], gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting
te verschijnen. Per brief van 31 januari 2012 heeft de beroepscommissie het hoofd van de inrichting nadere vragen gesteld. Hierop is per brief van 3 februari 2012 gereageerd. Een afschrift van deze brief is aan klager en zijn raadsman toegezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. weigering verzending taart;
b. maatregel van afdelingsarrest d.d. 5 april 2011.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a ongegrond en wat betreft onderdeel b gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat de beslissing onbevoegd is genomen. De beslissing is door of namens het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting genomen.
Dit had door of namens de directeur dienen te geschieden. Er is geen sprake van een ‘niet-passende situatie’. Klager heeft slechts zijn dankbaarheid willen betuigen tegenover een lid van het verplegend personeel van het ziekenhuis. Klager is in het
ziekenhuis geopereerd aan zijn knie. Klager en de betreffende verpleegkundige hebben uitvoerig met elkaar gesproken en klager vond dit zowel aangenaam als geruststellend. Voor de goede zorgen wilde klager haar bedanken. Het gegeven dat klager in een
tbs-kliniek verblijft, doet daar niets aan af, omdat het personeelslid hiervan op de hoogte is. Klager meent dat de beklagcommissie niet deskundig en bevoegd is een oordeel te geven over klagers gedrag ter zitting van de beklagcommissie. Klagers delict
heeft niets te maken met de verpleegkundige. Klager begrijpt niet waarom hij wordt belemmerd in iets wat sociaal is. Klager had interesse in haar en wilde dat het contact zou blijven bestaan en verder zou gaan.
Wat betreft het afdelingsarrest heeft klager geen bezwaar dat de schorsingsvoorzitter van de RSJ tevens voorzitter van de beroepscommissie is die op het beroep zal beslissen. Door de inrichting wordt nieuwe informatie aangevoerd over het contact tussen
de medische dienst en de orthopeed op 30 maart 2011 en het feit dat klager op 4 april 2011 last zou hebben van zijn knie. Klager verbaast zich hierover en vraagt zich af waarom dit niet eerder is aangevoerd. Ook voor klagers operatie had hij twee keer
per week fysiotherapie. Klager mocht sporten van de orthopeed.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 16 februari 2011 geopereerd aan zijn knie. Klagers orthopeed heeft bepaald dat een herstelperiode van zes weken dient te
worden aangehouden, dus tot 30 maart 2011. Op 21 maart 2011 constateert klagers fysiotherapeut dat er sprake is van vochtvorming en warmte-ontwikkeling aan de binnenzijde van klagers knie. Dit speelt voornamelijk als klager zijn knie te veel belast
heeft. Klager wordt uitgelegd dat het voor zijn revalidatieproces niet goed is als hij in groepsverband sport. Het maken van kap- en draaibewegingen wordt door de fysiotherapeut ten zeerste afgeraden. Op 30 maart 2011 is er telefonisch contact tussen
de
medische dienst en de secretaresse van de orthopeed. Voordat klager weer in groepsverband kan sporten, dient eerst volledige spieropbouw plaats te vinden op geleide van het advies van de fysiotherapeut. Op 4 april 2011 meldt klager dat hij veel last
aan
zijn knie heeft. De fysiotherapeut adviseert klager de komende twee weken geen contactsport te beoefenen. Tegen dit advies in doet klager op 5 april 2011 toch mee aan een voetbalwedstrijd. Omdat klager de ernst van de kwetsuur en de gevolgen niet lijkt
te beseffen, klager de medische adviezen weigert op te volgen en dit gedrag past in het psychiatrisch beeld van klager, heeft het behandelteam besloten de bewegingsvrijheid van klager te beperken. Dit om verdere en mogelijk onherstelbare schade te
voorkomen. Hierbij is voldoende rekening gehouden met het advies van de orthopeed over het herstel van en de mogelijke belasting van klagers knie. Klager heeft op 18 april 2011 de toezegging gedaan, dat hij niet meer in partijvorm zal voetballen. Het
afdelingsarrest is op diezelfde dag beëindigd.
In het verweerschrift voor de beklagcommissie is volstaan met een algemene omschrijving van het medisch advies. Hieraan is echter voorbijgegaan, waardoor de inrichting genoodzaakt was in het beroepschrift de algemene omschrijving nader te specificeren.
Doel hiervan was te benadrukken dat klager de ernst van zijn kwetsuur niet leek te beseffen.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager ter zitting van de beroepscommissie heeft
aangegeven dat het zijn bedoeling was het contact met de verpleegkundige uit te bouwen. De beroepscommissie merkt verder nog op dat het weigeren van verzending van een poststuk geen aan het hoofd van de inrichting voorbehouden beslissing betreft zoals
bedoeld in art. 7, vierde lid, van de Bvt. Gelet hierop heeft de beroepscommissie geen aanleiding te veronderstellen dat de bestreden beslissing onbevoegd is genomen. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van art. 33 jo. art. 32, eerste lid onder c van de Bvt kan het hoofd van de inrichting de bewegingsvrijheid van een verpleegde beperken tot de afdeling, indien dit noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de
verpleegde. Uit het verweerschrift van het hoofd van de inrichting voor de beroepscommissie komt naar voren dat klager na zijn operatie aan zijn knie op 16 februari 2011 de knie te veel heeft belast. Ondanks het advies van de fysiotherapeut geen
contactsport te beoefenen, doet klager op 5 april 2011 toch mee aan een voetbalwedstrijd. Nu dit gedrag volgens het hoofd van de inrichting tevens past in het psychiatrisch beeld van klager, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de
inrichting dit heeft kunnen opvatten als een ernstig gevaar voor de gezondheid van klager. De omstandigheid dat het hoofd van de inrichting pas in beroep ingaat op de gegeven medische adviezen, doet hier niets aan af. Mitsdien is de beslissing van het
hoofd van de inrichting om klager de maatregel van afdelingsarrest op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de
beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep van de directeur wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 8 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven