nummer: 11/4233/GM
betreft: [klager] datum: 6 maart 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.R. Klaver, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 november 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Rotterdam, locatie Noordsingel te Rotterdam, zijn gehoord klager met gebruikmaking van een tolk Engels via de tolkentelefoon, bijgestaan door zijn
raadsman
mr. M.S. Yap, en de dames [...], hoofd medische dienst a.i. en [...], justitieel geneeskundige/huisarts.
Op 23 en 24 januari 2012 heeft klagers raadsman per fax nadere informatie toegestuurd, welke ter informatie aan de inrichtingsarts is gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 augustus 2011, betreft het niet laten behandelen van de wond op klagers achterhoofd.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager is in 2001 aan een eerder opgelopen verwonding geopereerd. Deze behandeling is niet goed gegaan. Klager heeft last van de wond op zijn achterhoofd en heeft recht op een adequate behandeling. De toegang tot adequate zorg ontbreekt. Klager is bij
een arts geweest die aangaf niets voor klager te kunnen doen. Klager wilde toen naar een andere arts, die wel een behandeling voor klager had. De door klager genoemde arts is bereid klager te helpen aan zijn hoofdwond. Er was een afspraak gemaakt, maar
die heeft geen doorgang gevonden. Er is geen nieuwe afspraak gemaakt. Klager heeft nog steeds geen medische behandeling ondergaan. Klager wil de behandeling ondergaan bij de door hem genoemde arts. De dermatoloog kan niets voor klager doen. Onbekend is
hoe lang klager nog vast zit, er moet daarom nu actie worden ondernomen. Mogelijk te verwachten problemen bij het transport zijn te ondervangen. Het kostenaspect wordt pas in een laat stadium naar voren gebracht en mag geen rol bij de beoordeling
spelen.
Klager is gezien door een dermatoloog, dat is geen plastisch chirurg. Vanuit de plastische chirurgie is aangegeven dat de wond van klager goed te behandelen is. Enkel een operatie wordt afgeraden.
Klager ondervindt dagelijks problemen door de verwonding op zijn hoofd. Er zijn regelmatig bloedingen. Klager kan poliklinisch behandeld worden.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Aan klager is uitgelegd dat er geen indicatie bestaat voor een operatie. Klager neemt daar geen genoegen mee. Hij geeft aan ook pijn te hebben aan de wond. Pijnmedicatie wijst hij echter van de hand. Er is geen sprake van een levensbedreigende
aandoening, klager wil nu een cosmetische ingreep. De door en namens klager voorgestelde behandeling is een experimentele behandeling, geen reguliere. De behandelend arts heeft aangegeven dat er geen verdere behandeling mogelijk is waarvan zeker is dat
het het beoogde effect zal hebben. Aan klager is een antibioticum voorgeschreven en hij is gezien door een dermatoloog. Een operatie wordt afgeraden, behandeling met injecties zou toereikend zijn, maar dit heeft eerder bij klager niet tot het gewenste
resultaat geleid.
In het vademecum is opgenomen dat plastische chirurgie niet wordt vergoed, tenzij er sprake is van een medische noodzaak. Een behandeling wordt voorts alleen vergoed als de aandoening is ontstaan tijdens de detentie.
3. De beoordeling
Klager heeft in 1995 in zijn land van herkomst althans buiten Nederland een verwonding aan zijn hoofd opgelopen. In 2000 kwam hij naar Nederland. Hij is in Nederland in 2001 geopereerd aan de wond, welke operatie schijnbaar niet goed is gegaan. Klager
heeft last van een zogenaamd keloid. Klager geeft aan hiervoor behandeld te willen worden door een door hem genoemde arts.
De beroepscommissie overweegt het volgende.
Vast staat dat de aandoening van klager niet in detentie is opgelopen. Het Vademecum medisch verstrekkingenpakket van de Dienst Justitiële Inrichtingen van februari 2011 geeft aan dat er geen plastische chirurgie wordt vergoed, tenzij de detentie de
aanwijsbare oorzaak van de aandoening vormt. Dit is niet het geval, nu klager de aandoening elders en al jaren geleden heeft opgelopen. Daarnaast is de door klager beoogde behandeling een experimentele behandeling. Zo klager al voor een behandeling in
aanmerking zou komen, zou hij niet kunnen kiezen voor een experimentele behandeling.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 maart 2012
secretaris voorzitter