Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0033/GB, 5 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/33/GB

Betreft: [klager] datum: 5 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Nieuwenhuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 1 juni 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 30 december 2010 bereid verklaard om deel te nemen aan het programma Terugdringen Recidive (TR). Het feit dat er geen TR rapportage is opgesteld kan niet aan klager worden tegengeworpen. Klager beschikt over een aanvaardbaar
verlofadres en de politie heeft geen bezwaar.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft, vanwege de ernst van het delict, de proceshouding en het feit dat klager het delict ontkent, bezwaar tegen plaatsing van klager in een b.b.i. De selectiefunctionaris wil een TR-rapportage zien waarin wordt
vastgesteld
wat de eventuele interventies moeten zijn om het criminele gedrag te beïnvloeden. Gezien de ernst van de feiten en klagers fictieve einddatum van 22 mei 2013 is er geen aanleiding om klager in een b.b.i. te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
het negatieve advies van de Reclassering. Uit het advies van de Reclassering blijkt dat er, mede gezien klagers ontkennende houding, geen goede inschatting gemaakt kan worden van het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden. Hierdoor
kan de Reclassering ook geen doelen formuleren voor gedragsbeïnvloedende maatregelen in het kader van een TR-traject. Dit klemt te meer gezien de ernst van het strafbare feit waarvan klager in de onderhavige zaak wordt verdacht en waarvoor hij in
eerste
aanleg is veroordeeld. Tevens slaat de beroepscommissie acht op het negatieve advies van het OM. Gelet hierop heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen besluiten het verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. af te wijzen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 5 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven