Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0648/SJA, 25 maart 2002, schorsing
Uitspraakdatum:25-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/648/SJA

Betreft: [verzoeker] datum: 25 maart 2002

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen(Bjj) heeft kennis genomen van een op 21 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomenverzoekschrift van

[...]verder verzoeker te noemen, verblijvende op unit 4 van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) het Jongeren Opvangcentrum te Amsterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 71, eerste lid, Bjj, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting d.d. 14 maart 2002, inhoudende oplegging van dedisciplinaire straf van afzondering gedurende één dag in verzoekers eigen kamer.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 14 maart 2002 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 22 maart 2002, met bijlagen.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.
De onderdirecteur heeft bij de afhandeling van het rapport rekening gehouden met verzoekers eerdere gedrag in een andere inrichting, De Sprengen. Verzoeker vindt deze handelwijze niet correct en is het niet eens met de hem opgelegdedisciplinaire straf.

De directeur heeft in zijn schriftelijke inlichtingen het volgende aangevoerd.
Verzoeker is in zijn kamer opgesloten op 13 maart 2002 vanaf 16.15 uur. De opsluiting eindigde op 14 maart 2002 om 16.15. De reden voor de opsluiting is dat verzoeker op 13 maart 2002 een brutale en eigenmachtige houding tenopzichte van de groepsleiding heeft gehad. Bij het bepalen van de duur van de opsluiting is niet meegenomen dat verzoeker eerder in andere inrichtingen om dezelfde reden rapporten heeft gekregen. Bij de uitleg van de disciplinairestraf aan verzoeker is gekeken naar eerdere rapporten uitsluitend om deze te gebruiken als voorbeeld van ordeverstorend gedrag, omdat verzoeker deed voorkomen dat hij totaal niet wist wat er aan de hand was en waarom hij berisptwerd.

2. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 14 maart 2002 om 16.15 uur.
Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, kan het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij verderebehandeling van het verzoek. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 25 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven