nummer: 11/2329/TA
betreft: [klager] datum: 2 maart 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 11 juli 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. F.C. Knoef, kantoorgenoot van mr. S. Marjanovic, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker bij de inrichting.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de plaatsing op de afdeling voor zeer intensieve en specialistische zorg (ZISZ-afdeling).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen noodzaak klager in het belang van de orde en veiligheid op de ZISZ-afdeling te plaatsen dan wel deze plaatsing voort te zetten. Er hebben zich nimmer geweldsincidenten voorgedaan. Er is een onjuiste belangenafweging gemaakt door geen
rekening
te houden met zijn gezondheidstoestand. Het verblijf op de ZISZ-afdeling heeft juist een contraproductieve en schadelijke werking op klagers geestestoestand. Klager had in een minder beperkte setting met de benodigde zorg en beveiliging geplaatst
moeten
worden. Klager komt tot verbale bedreiging door zijn verblijf op de ZISZ-afdeling. Hij doet echter niemand iets aan. Hij moet naar een minder beperkte afdeling worden overgeplaatst, omdat hij anders vastloopt. Hij wil en kan verder met zijn
behandeling.
Het verleden wordt er telkens bijgehaald, maar het gaat nu twee en een halve maand goed met hem. Hij heeft vele vrijheden. Hij loopt elke dag vrij door de inrichting en komt vele mensen tegen. Dat is het bewijs dat hij verder kan. Hij heeft zichzelf
onder controle. Als hij voelt dat de druk te hoog wordt, geeft hij aan dat hij om die reden apart gezet moet worden. Hij staat nu goed ingesteld op medicatie. Er hebben geen incidenten meer plaatsgevonden. Eerder kwam het tot incidenten, omdat de
medicatie die hij eerder kreeg zijn emoties onderdrukten.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gelet op de grote hoeveelheid incidenten in eerdere inrichtingen van verblijf, de Van Mesdag en het Pieter Baan Centrum (PBC), waarbij sprake is van dreiging naar personeel, agressie naar zichzelf en vernielingen, kon klager ook na terugkomst uit het
PBC alleen op de ZISZ-afdeling worden geplaatst. De hoge mate van zorg en structuur van de prikkelarme ZISZ-afdeling is noodzakelijk voor klager. Klagers gedrag en stemming zijn uiterst wisselend. Toename van spanning kan leiden tot impulsief gedrag
met
agressie naar zichzelf en anderen en vernielingen. Het personeel moet daarmee om kunnen gaan. Alleen het personeel van de ZISZ-afdeling kan dat en kan bijvoorbeeld met een gesprek klager bij dreigende escalatie tot rust brengen. Op de ZISZ-afdeling is
klager vaak gesepareerd. Op andere afdelingen zou dat vaker moeten plaatsvinden, hetgeen niet wenselijk is.
De laatste periode is geleidelijk aan verbetering zichtbaar, waardoor klager meer vrijheden heeft gekregen. Het is van belang dat een en ander stap voor stap gebeurt in verband met de hogere hoeveelheid prikkels op andere afdelingen. Het is een keer
misgegaan met onbegeleide vrijheid in de inrichting, maar dat gaat nu beter.
Het is van belang dat goed wordt bekeken welke vervolgafdeling bij klagers problematiek past.
3. De beoordeling
Aan de orde is uitsluitend de beslissing om klager na terugkeer vanuit het PBC in de inrichting op 18 februari 2011 te plaatsen op de ZISZ-afdeling.
Gelet op de grote hoeveelheid in de stukken beschreven, ernstige incidenten die tijdens het verblijf van klager in de Oostvaarderskliniek, Veldzicht, de Van Mesdag en het PBC hebben plaatsgevonden, is de beslissing om klager na terugkomst in de
inrichting vanuit het PBC op 18 februari 2011 wederom te plaatsen op de prikkelarme ZISZ-afdeling niet in strijd met de wet en kan deze beslissing evenmin onredelijk of onbillijk worden genoemd. In het licht van klagers problematiek is voldoende
aannemelijk dat klager bij plaatsing op een andere afdeling teveel prikkels zou krijgen, hetgeen tot een toename van spanning en incidenten zou hebben geleid.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de verklaring van zowel klager als de inrichting dat het sinds twee en een halve maand, weliswaar een korte tijd vergeleken bij de voorgaande periode van incidenten, beter met klager gaat. De inrichting en
klager verschillen van mening over het tempo waarin de vraag naar mogelijke beëindiging van klagers verblijf op de ZISZ-afdeling aan de orde dient te komen.
De beroepscommissie is niet bevoegd zich daarover in het kader van het onderhavige beroep uit te spreken. Wel hoopt zij dat het klager lukt om op de ingeslagen weg voort te gaan.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. A.P. Visser en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 maart 2012
secretaris voorzitter