Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2994/TA, 2 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2994/TA

betreft: [klager] datum: 2 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2011 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling, en
[...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft afzondering op de eigen kamer na binnenkomst in de inrichting op 7 juli 2011 vanwege drugsgebruik in het huis van bewaring.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in de gelegenheid gesteld zijn mening over het opleggen van de afzonderingsmaatregel te geven, maar hij wist niet wat hem overkwam en wilde daarom niet gehoord worden.
De motivering van de afzonderingsbeslissing deugt niet. Klager heeft niet in de inrichting geblowd. Tijdens intakegesprekken is duidelijk gesproken over het beleid van de inrichting en klagers drugsgebruik. Daarbij heeft klager verteld hoe hij met
drugs
omgaat en hoe hij op gebruik daarvan reageert. Nieuwe patiënten wordt afdelingsarrest opgelegd omdat men hen niet kent. Het bevreemdt daarom dat aan klager de zwaardere afzonderingsmaatregel is opgelegd nu hij duidelijk en open heeft gezegd drugs in de
vorige inrichting te hebben gebruikt. Bij klagers binnenkomst in de inrichting was hij niet ontregeld. Hij had niet gerecidiveerd, maar een verlofvoorwaarde overtreden. Er was geen sprake van oud agressief gedrag.
Klager weet dat andere nieuwe patiënten die aangaven drugs te hebben gebruikt, op W. na, niet zijn afgezonderd, maar afdelingsarrest opgelegd hebben gekregen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De in het huis van bewaring gedane intake door de inrichting betreft slechts een momentopname. De inrichting had tijdens de overplaatsing wel gegevens over klager, maar beschikte niet over het strafdossier dat bij de rechtbank lag in verband met
recidive. Daarnaast wil de inrichting afgaan op eigen observaties in de inrichting op dat moment. Aan klager is geen afdelingsarrest maar afzondering opgelegd om interactie van hem als onbekende patiënt met de andere patiënten te voorkomen. Als
behandelaar wil je een inschatting van het toestandsbeeld in verband met drugsgebruik kunnen maken en controle hebben op gedrag en eventueel meenemen van drugs. Drugsgebruik is in het algemeen van grote invloed op ontregeling. Klager is in de
resocialisatiefase gerecidiveerd en er waren ook aanwijzingen dat er sprake was van pathologie. Het staat de behandelaar vrij om afzondering dan wel afdelingsarrest op te leggen. Daarbij wordt gekeken naar het profiel van delictgedrag van patiënten.
Klager neigt tot agressie bij drugsgebruik.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het opleggen van afzondering aan klager teneinde het effect van
drugsgebruik op zijn gedrag en eventuele veiligheidrisico’s voor hem en anderen - zonder interactie met medepatiënten - in te kunnen schatten is, gezien zijn kennelijke voorgeschiedenis en ontregeling tijdens de resocialisatiefase, niet in strijd met
de
wet en evenmin onredelijk of onbillijk te noemen. Dat minder duidelijk in de in de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing is omschreven dat het belang van de orde en veiligheid in de inrichting daarin is gelegen, kan daaraan niet
afdoen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. A.P. Visser en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven